Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
-
heimisch:
-
Wiktionary:
heimisch → inhemsk, hemmastadd, som hemma -
Synoniemen voor "heimisch":
ansässig; beheimatet; einheimisch; gebürtig; ortsansässig
heimelig
-
Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor heimisch (Duits) in het Zweeds
heimisch:
Synoniemen voor "heimisch":
Wiktionary: heimisch
heimisch
adjective
-
zur Heimat gehörend; zum Land gehörig
- heimisch → inhemsk
-
vertraut
- heimisch → hemmastadd; som hemma