Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. obligatorisch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor obligatorisch (Duits) in het Zweeds

obligatorisch:

obligatorisch bijvoeglijk naamwoord

  1. obligatorisch (verpflichtet; erforderlich; vorschriftsmäßig; )
    obligatoriskt; tvungen; tvunget
  2. obligatorisch (unfrei; gezwungen; verbindlich; verpflichtet)
    bunden; upptagen; upptaget; bundet; tvunget; ofritt
  3. obligatorisch (vorschriftsmäßig; verpflichtet; reglementarisch; verbindlich; ordnungsgemäß)
    obligatorisk; obligatoriskt; fastställt

Vertaal Matrix voor obligatorisch:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bunden gezwungen; obligatorisch; unfrei; verbindlich; verpflichtet gebunden
upptagen gezwungen; obligatorisch; unfrei; verbindlich; verpflichtet adoptiert; angeheitert; angenommen; aufgenommen; beschäftigt; beschäftigt mit; eifrig; emsig; existent; fleißig; flott; freudig; freudvoll; frisch; fröhlich; gebucht; gedrängt; geräuschvoll; geschäftig; gesellig; heiter; lebendig; lebhaft; lustig; mit etwas befassen; munter; quick; vergnüglich; üppig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bundet gezwungen; obligatorisch; unfrei; verbindlich; verpflichtet angekettet; festgebunden; gebunden; gezwungen; unfrei; zusammengebunden
fastställt obligatorisch; ordnungsgemäß; reglementarisch; verbindlich; verpflichtet; vorschriftsmäßig entschieden; geschätzt; gewiß; sicher
obligatorisk obligatorisch; ordnungsgemäß; reglementarisch; verbindlich; verpflichtet; vorschriftsmäßig
obligatoriskt erforderlich; gezwungen; obligatorisch; ordnungsgemäß; reglementarisch; verbindlich; verpflichtet; vorschriftsmäßig
ofritt gezwungen; obligatorisch; unfrei; verbindlich; verpflichtet gebunden; gezwungen; unfrei
tvungen erforderlich; gezwungen; obligatorisch; ordnungsgemäß; reglementarisch; verbindlich; verpflichtet; vorschriftsmäßig gezwungen; unfreiwillig; verpflichtet; zwangsmässig
tvunget erforderlich; gezwungen; obligatorisch; ordnungsgemäß; reglementarisch; unfrei; verbindlich; verpflichtet; vorschriftsmäßig gezwungen; unfreiwillig; verpflichtet; zwangsmässig
upptaget gezwungen; obligatorisch; unfrei; verbindlich; verpflichtet adoptiert; angeheitert; angenommen; aufgenommen; beschäftigt; beschäftigt mit; eifrig; emsig; existent; fleißig; flott; freudig; freudvoll; frisch; fröhlich; gedrängt; geräuschvoll; geschäftig; gesellig; heiter; lebendig; lebhaft; lustig; mit etwas befassen; munter; quick; vergnüglich; üppig
- pflicht

Synoniemen voor "obligatorisch":


Wiktionary: obligatorisch

obligatorisch
adjective
  1. verpflichtend, verbindlich, vorgeschrieben, zwingend erforderlich

Cross Translation:
FromToVia
obligatorisch obligatorisk compulsory — mandatory
obligatorisch obligatorisk mandatory — obligatory

Computer vertaling door derden: