Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
-
schwierig:
- svårt; kritiskt; problematiskt; svår; prövande; känsligt; prekärt; känslig; långtrådigt; tråkig; tråkigt; ledsamt; ledsam; komplicerat; intrikat; komplex; högt; med hög röst; ihållande; obstinat; egensinnig; hårdnackad; egensinnigt; motspänstigt; hårdnackat; ihållandet; envis; problematisk; farlig; riskabelt; besvärligt; förargligt; besvärlig; förarglig; plågsamt; retsamt; öronbedövande; farligt; riskabel; osäker; retsam; hårt pågång; hård pågång
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor schwierig (Duits) in het Zweeds
schwierig:
-
schwierig (kritisch; problematisch; kompliziert; bedenklich)
svårt; kritiskt; problematiskt; svår; prövande-
svårt bijvoeglijk naamwoord
-
kritiskt bijvoeglijk naamwoord
-
problematiskt bijvoeglijk naamwoord
-
svår bijvoeglijk naamwoord
-
prövande bijvoeglijk naamwoord
-
-
schwierig (prekär; lästig; schlimm; heikel; mißlich; furchtbar; unbequem; unangenehm; brenzlig; schwer; peinlich; gefährlich; drohend; beschwerlich; hinderlich; delikat; zudringlich; feindlich; unbestimmt; bedrohlich; aufdringlich; verfänglich; mäkelig)
-
schwierig (öde; schwerlich; lästig; sauer; unangenehm; langweilig; mies; hinderlich; beschwerlich; schwer; problematisch; unbequem; mühsam)
långtrådigt; tråkig; tråkigt; ledsamt; ledsam-
långtrådigt bijvoeglijk naamwoord
-
tråkig bijvoeglijk naamwoord
-
tråkigt bijvoeglijk naamwoord
-
ledsamt bijvoeglijk naamwoord
-
ledsam bijvoeglijk naamwoord
-
-
schwierig (kompliziert; komplex)
svårt; komplicerat; intrikat; komplex-
svårt bijvoeglijk naamwoord
-
komplicerat bijvoeglijk naamwoord
-
intrikat bijvoeglijk naamwoord
-
komplex bijvoeglijk naamwoord
-
-
schwierig (laut; hart; schnell; fest; streng; lauthals; steif; herb; kaltblütig; sauer; lautstark; lärmend; schrill; unsanft; tosend; gefühllos; hörbar; geräuschvoll)
-
schwierig (widerborstig; eigenwillig; widerwillig; unwillig; starrköpfig; trotzig; widerspenstig; eigensinnig; aufsässig; störrisch; dickköpfig; starrsinnig; ungebärdig; schwerhandhabbar)
ihållande; obstinat; egensinnig; hårdnackad; egensinnigt; motspänstigt; hårdnackat; ihållandet-
ihållande bijvoeglijk naamwoord
-
obstinat bijvoeglijk naamwoord
-
egensinnig bijvoeglijk naamwoord
-
hårdnackad bijvoeglijk naamwoord
-
egensinnigt bijvoeglijk naamwoord
-
motspänstigt bijvoeglijk naamwoord
-
hårdnackat bijvoeglijk naamwoord
-
ihållandet bijvoeglijk naamwoord
-
-
schwierig (eigensinnig; starrköpfig; eigenwillig; trotzig; widerspenstig; dickköpfig; starr; widerborstig; widersetzlich; starrsinnig; ungebärdig; schwerhandhabbar; widerwillig; aufsässig; störrisch; unwillig)
-
schwierig (problematisch)
-
schwierig (riskant; gefährlich; gewagt; heikel; brenzlig; mißlich)
-
schwierig (hinderlich; störend; unangenehm; schwer; lästig; unbequem)
besvärligt; förargligt; besvärlig; förarglig; plågsamt; retsamt-
besvärligt bijvoeglijk naamwoord
-
förargligt bijvoeglijk naamwoord
-
besvärlig bijvoeglijk naamwoord
-
förarglig bijvoeglijk naamwoord
-
plågsamt bijvoeglijk naamwoord
-
retsamt bijvoeglijk naamwoord
-
-
schwierig (ohrenbetäubend; laut; schrill; unsanft; eisenhart; hart; streng; herb; eisern; gefühllos; hörbar; stahlhart; eisenstark)
öronbedövande-
öronbedövande bijvoeglijk naamwoord
-
-
schwierig (heikel; unbestimmt; prekär; brenzlig; mißlich)
-
schwierig (belastend)
-
schwierig (unzugänglich)
Vertaal Matrix voor schwierig:
Synoniemen voor "schwierig":
Wiktionary: schwierig
schwierig
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schwierig | → svår | ↔ difficult — hard, not easy |
• schwierig | → besvärlig; svår | ↔ hard — requiring a lot of effort to do or understand |
• schwierig | → hård; svår | ↔ hard — demanding a lot of effort to endure |
• schwierig | → knepig; meckig | ↔ tricky — hard to deal with |
• schwierig | → mödosam; svår | ↔ difficile — Non facile, qui nécessite un grand effort. |
• schwierig | → hård; mödosam; svår | ↔ dur — Qui, par suite de sa fermeté, est difficile à pénétrer, à entamer. |