Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Orgel:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. orgel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Orgel (Duits) in het Zweeds

Orgel:

Orgel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Orgel
    orgel
    • orgel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Orgel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
orgel Orgel

Wiktionary: Orgel

Orgel
noun
  1. schweizerisch: eine Handharmonika
  2. ein großes, häufig in Kirchen zu findendes, Musikinstrument mit Manualen und einer Klaviatur für die Füße

Cross Translation:
FromToVia
Orgel orgel organ — musical instrument
Orgel orgel orgueinstrument de musique, à vent et à touches, composé de tuyaux de différentes sortes et de différentes grandeurs, alimenter d’air par des soufflets et que l’on fait résonner en appuyer sur les touches d’un ou de plusieurs claviers



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Orgel (Zweeds) in het Duits

orgel:

orgel [-en] zelfstandig naamwoord

  1. orgel
    die Orgel
    • Orgel [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor orgel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Orgel orgel

Wiktionary: orgel

orgel
noun
  1. ein großes, häufig in Kirchen zu findendes, Musikinstrument mit Manualen und einer Klaviatur für die Füße

Cross Translation:
FromToVia
orgel Orgel organ — musical instrument
orgel Orgel orgueinstrument de musique, à vent et à touches, composé de tuyaux de différentes sortes et de différentes grandeurs, alimenter d’air par des soufflets et que l’on fait résonner en appuyer sur les touches d’un ou de plusieurs claviers

Verwante vertalingen van Orgel