Duits
Uitgebreide vertaling voor großzügig (Duits) in het Zweeds
grosszügig:
-
grosszügig (grossartig)
ambitiös; omfattande; allsidig; mångsidigt; allsidigt; ambitiöst; uttömmandet-
ambitiös bijvoeglijk naamwoord
-
omfattande bijvoeglijk naamwoord
-
allsidig bijvoeglijk naamwoord
-
mångsidigt bijvoeglijk naamwoord
-
allsidigt bijvoeglijk naamwoord
-
ambitiöst bijvoeglijk naamwoord
-
uttömmandet bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor grosszügig:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
omfattande | Ausdehnung; Beinhalten; Weite | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
allsidig | grossartig; grosszügig | |
allsidigt | grossartig; grosszügig | |
ambitiös | grossartig; grosszügig | ambitiös; ehrgeizig; eifrig; enorm; großartig; tollkühn |
ambitiöst | grossartig; grosszügig | ambitiös; ehrgeizig; eifrig; enorm; großartig; tollkühn |
mångsidigt | grossartig; grosszügig | allroud; mehrseitig; multilateral; vielseitig |
omfattande | grossartig; grosszügig | |
uttömmandet | grossartig; grosszügig |
großzügig:
-
großzügig (geräumig; reichlich; groß; weitläufig; in reichem Maße)
-
großzügig (großmütig; edel; hochwürdig; nobel; freizügig; erhaben; mild; tolerant; freigebig; duldsam; jovial)
generös; generöst; storartigt-
generös bijvoeglijk naamwoord
-
generöst bijvoeglijk naamwoord
-
storartigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
großzügig (tolerant)
-
großzügig (stolz; trotzig; großartig; stattlich; hervorragend; gönnerhaft; selbstgefällig; ruhmreich; grandios; aufgebläht; anmaßend)
högfärdigt; stolt; uppblåst-
högfärdigt bijvoeglijk naamwoord
-
stolt bijvoeglijk naamwoord
-
uppblåst bijvoeglijk naamwoord
-
-
großzügig (generös; edel; freigebig; jovial; freizügig; weitherzig)
-
großzügig (liberal)
-
großzügig (freigebig; herzlich; verschwenderisch; offen; mild; freizügig; jovial; weitherzig)
-
großzügig (gutherzig; mild; gutartig; wohlwollend; sanftmütig; sanft; gutmütig; freigebig; wohltuend; weitherzig)
-
großzügig (detailliert; ausgearbeitet; ausführlich; umfangreich; groß; weit; aufwendig; dick; ausgedehnt; langstielig; weitgehend; umständlich; eingehend; weitschweifig; vielumfassend; hell; stark; breit; reichlich; geräumig; weitläufig; schwerfällig; gedehnt; behäbig; extensiv; haarklein)
detaljerat; genomarbetad; genomarbetat-
detaljerat bijvoeglijk naamwoord
-
genomarbetad bijvoeglijk naamwoord
-
genomarbetat bijvoeglijk naamwoord
-
-
großzügig (fürstlich; großartig)
-
großzügig (verschwenderisch; freizügig; freigebig)
slösaktigt; oekonomiskt; oekonomisk-
slösaktigt bijvoeglijk naamwoord
-
oekonomiskt bijvoeglijk naamwoord
-
oekonomisk bijvoeglijk naamwoord
-