Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verflechten:


Duits

Uitgebreide vertaling voor verflochten (Duits) in het Zweeds

verflochten:


Synoniemen voor "verflochten":

  • verflechtend; ineinander greifend
  • umwindend; verschlungen; verworren

verflechten:

verflechten werkwoord (verflechte, verflichtst, verflicht, verlfocht, verflochtet, verflochten)

  1. verflechten (zusammenflechten; verweben; einflechten; einweben)
    fläta ihop
    • fläta ihop werkwoord (flätar ihop, flätade ihop, flätat ihop)
  2. verflechten (verschlingen; flechten; verketten; )
    väva in; fläta samman
    • väva in werkwoord (vävar in, vävade in, vävat in)
    • fläta samman werkwoord (flätar samman, flätade samman, flätat samman)
  3. verflechten (verweben; flechten)
    väva samman
    • väva samman werkwoord (vävar samman, vävade samman, vävat samman)

Conjugations for verflechten:

Präsens
  1. verflechte
  2. verflichtst
  3. verflicht
  4. verflechten
  5. verflechtet
  6. verflechten
Imperfekt
  1. verflocht
  2. verflochtest
  3. verlfocht
  4. verflochten
  5. verflochtet
  6. verflochten
Perfekt
  1. habe verflochten
  2. hast verflochten
  3. hat verflochten
  4. haben verflochten
  5. habt verflochten
  6. haben verflochten
1. Konjunktiv [1]
  1. verflechte
  2. verflechtest
  3. verflechte
  4. verflechten
  5. verflechtet
  6. verflechten
2. Konjunktiv
  1. verflöchte
  2. verflöchtest
  3. verflöchte
  4. verflöchten
  5. verflöchtet
  6. verflöchten
Futur 1
  1. werde verflechten
  2. wirst verflechten
  3. wird verflechten
  4. werden verflechten
  5. werdet verflechten
  6. werden verflechten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verflechten
  2. würdest verflechten
  3. würde verflechten
  4. würden verflechten
  5. würdet verflechten
  6. würden verflechten
Diverses
  1. verflicht!
  2. verflechtt!
  3. verflechten Sie!
  4. verflochten
  5. verflechtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verflechten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fläta ihop einflechten; einweben; verflechten; verweben; zusammenflechten
fläta samman einflechten; einweben; flechten; verflechten; verketten; verschlingen; verweben; zusammenflechten
väva in einflechten; einweben; flechten; verflechten; verketten; verschlingen; verweben; zusammenflechten einflechten; einweben; ineinandergreifen; reichlich versehen von; verweben
väva samman flechten; verflechten; verweben

Synoniemen voor "verflechten":


Computer vertaling door derden: