Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Impuls:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. impuls:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Impuls (Duits) in het Zweeds

Impuls:

Impuls [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Impuls (Laune; Reiz; Einfall; )
    infall; impuls; nyck
    • infall [-ett] zelfstandig naamwoord
    • impuls [-en] zelfstandig naamwoord
    • nyck [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Impuls (Anreiz; Stimulanz; Reiz; Anregung)
    uppsving; puff uppåt; lyft
  3. der Impuls (Intuition; Vorgefühl; Ahnung; )
    intuition
  4. der Impuls (Antrieb; Anregung)
    instinkter
  5. der Impuls (Anreiz; Anstoß; Aufstieg; Aufschwung; Ansporn)
    sporre
    • sporre [-en] zelfstandig naamwoord
  6. der Impuls (Anregung; Stimulanz; Ermutigung; )
    stimulerande; sporrning

Vertaal Matrix voor Impuls:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
impuls Andrang; Anregung; Anreiz; Anstoß; Einfall; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz Impulsmoment
infall Andrang; Anregung; Anreiz; Anstoß; Einfall; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz Anwandlung; Grille; Laune
instinkter Anregung; Antrieb; Impuls Antriebe; Instinkte
intuition Ahnung; Einfall; Eingebung; Impuls; Instinkt; Intuition; Vorgefühl
lyft Anregung; Anreiz; Impuls; Reiz; Stimulanz
nyck Andrang; Anregung; Anreiz; Anstoß; Einfall; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz Grille; Laune
puff uppåt Anregung; Anreiz; Impuls; Reiz; Stimulanz
sporre Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Impuls
sporrning Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft
stimulerande Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Reizen; Stimulansen
uppsving Anregung; Anreiz; Impuls; Reiz; Stimulanz Steigen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stimulerande anregend; aufheiternd; aufmunternd; stimulierend

Synoniemen voor "Impuls":


Wiktionary: Impuls

Impuls
noun
  1. innerer Drang, Trieb, plötzliche Eingebung
  2. Physik: Produkt aus Kraft und Einwirkungsdauer, Produkt aus Masse und Geschwindigkeit
  3. Elektrotechnik: Spannungs- oder Stromstoß von kurzer Dauer
  4. Anstoß, Anregung

Cross Translation:
FromToVia
Impuls impuls impulse — (physics) integral force over time
Impuls ingivelse; impuls impulse — sudden force that impels
Impuls rörelsemängd momentum — product of mass and velocity
Impuls rörelsemängd impuls — product van massa en snelheid

Computer vertaling door derden:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Impuls (Zweeds) in het Duits

impuls:

impuls [-en] zelfstandig naamwoord

  1. impuls
    der Impulsmoment
  2. impuls (infall; nyck)
    der Impuls; der Reiz; der Einfall; die Laune; die Anregung; der Anreiz; der Anstoß; der Andrang; Stimulanz
    • Impuls [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Einfall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Laune [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Anregung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Anreiz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anstoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Andrang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stimulanz [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor impuls:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Andrang impuls; infall; nyck inflöde; insisterar; inström; inströmmande; inströmning; måste; möte; oljud; rabalder; sammankomst; tillflöde; tillströmning; tumult
Anregung impuls; infall; nyck anstiftan; anstiftningar; instinkter; lyft; puff uppåt; sporrning; stimulerande; tillskyndan; uppmaning; uppsving; uppvigling
Anreiz impuls; infall; nyck anstiftan; initiativ; lyft; puff uppåt; sporre; sporrning; stimulerande; tillskyndan; uppmaning; uppsving; uppvigling
Anstoß impuls; infall; nyck bump; dunk; initiativ; lätt knuff; mål; slag; sporre; sporrning; stimulerande; stöt
Einfall impuls; infall; nyck idé; inblick; intuition; intåg; invasion; polisinfall; räd; tanke; vision; åsikt
Impuls impuls; infall; nyck instinkter; intuition; lyft; puff uppåt; sporre; sporrning; stimulerande; uppsving
Impulsmoment impuls
Laune impuls; infall; nyck humör; infall; nyck
Reiz impuls; infall; nyck attraktivitet; charm; dragningskraft; förtrollning; ljuvhet; lyft; puff uppåt; smekning; sporrning; stimulerande; tjusning; uppsving; utstrålning; vänlighet; älskvärdhet; överklagande
Stimulanz impuls; infall; nyck anstiftan; lyft; puff uppåt; sporrning; stimulerande; tillskyndan; uppmaning; uppsving; uppvigling

Synoniemen voor "impuls":


Wiktionary: impuls

impuls
noun
  1. innerer Drang, Trieb, plötzliche Eingebung
  2. Elektrotechnik: Spannungs- oder Stromstoß von kurzer Dauer
  3. Physik: Produkt aus Kraft und Einwirkungsdauer, Produkt aus Masse und Geschwindigkeit
  4. Anstoß, Anregung
  5. bildungssprachlich: Anfangsenergie, die eine Sache in Bewegung setzen kann; Anstoß
  6. bildungssprachlich: innerer, begeisterter Antrieb einer Person; Schwung
  7. Ermunterung zu einem bestimmten Tun, Verhalten
  8. Vorschlag, etwas zu tun oder zu unterlassen

Cross Translation:
FromToVia
impuls Triebkraft; Impuls impulse — sudden force that impels
impuls Impuls impulse — (physics) integral force over time

Computer vertaling door derden: