Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. klebrig:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor klebrig (Duits) in het Zweeds

klebrig:

klebrig bijvoeglijk naamwoord

  1. klebrig (leimig)
    seg; segt; klibbigt
    • seg bijvoeglijk naamwoord
    • segt bijvoeglijk naamwoord
    • klibbigt bijvoeglijk naamwoord
  2. klebrig (leimig)
    kladdig; kladdigt
  3. klebrig (klumpig; gummiartig)
    levrad; levrat; klumpigt

Vertaal Matrix voor klebrig:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kladdig klebrig; leimig schmuddelig; schmutzig
kladdigt klebrig; leimig schmuddelig; schmutzig
klibbigt klebrig; leimig aus Gummi; gummiartig; gummienthaltend
klumpigt gummiartig; klebrig; klumpig abgespannt; bäuerisch; dünn; eckig; entspannt; flau; flegelhaft; fleischig; gebrechlich; grob; grobschlächtig; hilflos; hinfällig; kantig; kraftlos; krankhaft; kränklich; lahm; lasch; lustlos; lästig; mißlich; schlacksig; schlaff; schlapp; schwerfällig; schwächlich; stelzbeinig; stümperhaft; taktlos; tapprig; tapsig; täppisch; tölpelhaft; umbequem; unbehaglich; unbeholfen; ungehobelt; ungelenk; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; unhandlich; weich; welk; wässerig
levrad gummiartig; klebrig; klumpig
levrat gummiartig; klebrig; klumpig
seg klebrig; leimig rüstig; stämmig; vierschrötig
segt klebrig; leimig gummienthaltend; rüstig; stämmig; vierschrötig

Synoniemen voor "klebrig":


Wiktionary: klebrig

klebrig
adjective
  1. übertrieben/unangenehm anhänglich
  2. mit zähflüssigem Material versehen
  3. sich wie Klebstoff verhaltend

Cross Translation:
FromToVia
klebrig diger; fet; tjock gros — Qui a beaucoup de circonférence ou de volume.

Computer vertaling door derden: