Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Besitzer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Besitzer (Duits) in het Zweeds

Besitzer:

Besitzer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Besitzer (Besitzerin; Eigentümer; Inhaber; )
    ägare
    • ägare [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Besitzer (Wahrer)
    uppehållare; bevarare

Vertaal Matrix voor Besitzer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevarare Besitzer; Wahrer
uppehållare Besitzer; Wahrer
ägare Besitzer; Besitzerin; Eigentümer; Eigentümerin; Inhaber; Inhaberin; Lizenzinhaber Besitzerin; Betriebsführer; Cafébesitzer; Eigentümerin; Halterin; Inhaberin; Kneipenbesitzer; Schankwirt; Unternehmer; Wirt

Synoniemen voor "Besitzer":


Wiktionary: Besitzer

Besitzer
noun
  1. Recht: die Person / Personen, die die tatsächliche Herrschaft über eine Sache ausüben
  2. (umgangssprachlich) Eigentümer (eig. falsch; siehe Definition Eigentümer)

Cross Translation:
FromToVia
Besitzer ägare owner — one who owns

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Besitzer