Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: schildern

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: schildern

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. schildern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor schildern (Duits) in het Zweeds

schildern:

schildern werkwoord (schildere, schilderst, schildert, schilderte, schildertet, geschildert)

  1. schildern (benachrichtigen; erzählen; mitteilen)
    berätta; återberätta; skildra; förklara; beskriva; rapportera
    • berätta werkwoord (berättar, berättade, berättat)
    • återberätta werkwoord (återberättar, återberättade, återberättat)
    • skildra werkwoord (skildrar, skildrade, skildrat)
    • förklara werkwoord (förklarar, förklarade, förklarat)
    • beskriva werkwoord (beskriver, beskrev, beskrivit)
    • rapportera werkwoord (raporterar, raporterade, raporterat)
  2. schildern (darstellen)
    teckna; framställa; skildra; avbilda
    • teckna werkwoord (tecknar, tecknade, tecknat)
    • framställa werkwoord (framställer, framställde, framställt)
    • skildra werkwoord (skildrar, skildrade, skildrat)
    • avbilda werkwoord (avbildar, avbildade, avbildat)
  3. schildern (beschreiben; umschreiben; skizzieren; )
    beskriva; teckna; skildra
    • beskriva werkwoord (beskriver, beskrev, beskrivit)
    • teckna werkwoord (tecknar, tecknade, tecknat)
    • skildra werkwoord (skildrar, skildrade, skildrat)
  4. schildern (verdeutlichen; erklären; auseinandersetzen; )
    klargöra; göra tydligt; förklara
    • klargöra werkwoord (klargör, klargjorde, klargjort)
    • göra tydligt werkwoord (gör tydligt, gjorde tydligt, gjort tydligt)
    • förklara werkwoord (förklarar, förklarade, förklarat)

Conjugations for schildern:

Präsens
  1. schildere
  2. schilderst
  3. schildert
  4. schilderen
  5. schildert
  6. schilderen
Imperfekt
  1. schilderte
  2. schildertest
  3. schilderte
  4. schilderten
  5. schildertet
  6. schilderten
Perfekt
  1. habe geschildert
  2. hast geschildert
  3. hat geschildert
  4. haben geschildert
  5. habt geschildert
  6. haben geschildert
1. Konjunktiv [1]
  1. schildere
  2. schilderest
  3. schildere
  4. schilderen
  5. schilderet
  6. schilderen
2. Konjunktiv
  1. schilderte
  2. schildertest
  3. schilderte
  4. schilderten
  5. schildertet
  6. schilderten
Futur 1
  1. werde schildern
  2. wirst schildern
  3. wird schildern
  4. werden schildern
  5. werdet schildern
  6. werden schildern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schildern
  2. würdest schildern
  3. würde schildern
  4. würden schildern
  5. würdet schildern
  6. würden schildern
Diverses
  1. schilder!
  2. schildert!
  3. schilderen Sie!
  5. geschildert
  6. schildernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schildern:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avbilda darstellen; schildern abbilden; ausmalen; darstellen; duplizieren; malen; portrettieren; zeichnen
berätta benachrichtigen; erzählen; mitteilen; schildern Geschichte erzählen; aufklären; aufmerksam machen; ausdrücken; austragen; babbeln; bemerken; benachrichtigen; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; hinweisen; informieren; klatschen; kommunizieren; konversieren; melden; mit etwas ankommen; mitteilen; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern
beskriva abbilden; benachrichtigen; beschreiben; darstellen; entwerfen; erzählen; mitteilen; schildern; skizzieren; umschreiben beschreiben; bezeichnen; charakterisieren; erklären; kennzeichnen; markieren; wiedergeben
framställa darstellen; schildern aufwerfen; aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorschlagen; vorweisen; vorzeigen; zur Rede bringen; zur Schau stellen
förklara aufschließen; auseinandersetzen; benachrichtigen; darlegen; deuten; erklären; erläutern; erzählen; erörtern; illustrieren; mitteilen; schildern; verdeutlichen annehmen; aufheitern; aufhellen; aufklären; aufstellen; ausarbeiten; auseinandersetzen; behaupten; bezeigen; bezeugen; darlegen; demonstrieren; deuten; eineKundgebungabhalten; eineKundgebunghalten; erklären; erläutern; erweisen; erörtern; feststellen; genauerumschreiben; klären; konstatieren; paraphrasieren; sein Meinung geben; verdeutlichen
göra tydligt aufschließen; auseinandersetzen; darlegen; deuten; erklären; erläutern; erörtern; illustrieren; schildern; verdeutlichen
klargöra aufschließen; auseinandersetzen; darlegen; deuten; erklären; erläutern; erörtern; illustrieren; schildern; verdeutlichen aufklären; auseinandersetzen; auslegen; beleuchten; belichten; erklären; interpretieren; klären; verdeutlichen
rapportera benachrichtigen; erzählen; mitteilen; schildern Geschichte erzählen; anzeigen; austragen; bekanntgeben; benachrichtigen; berichten; deklamieren; erzählen; informieren; melden; mitteilen; reden; sagen; sprechen
skildra abbilden; benachrichtigen; beschreiben; darstellen; entwerfen; erzählen; mitteilen; schildern; skizzieren; umschreiben
teckna abbilden; beschreiben; darstellen; entwerfen; schildern; skizzieren; umschreiben
återberätta benachrichtigen; erzählen; mitteilen; schildern

Synoniemen voor "schildern":


Wiktionary: schildern

schildern
verb
  1. etwas anschaulich und detailreich erzählen, beschreiben

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0622 seconde
Page rendered in 1.0 seconds