Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Ausfall:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausfall (Duits) in het Zweeds

Ausfall:

Ausfall [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ausfall (Wegfall; Fortfall)
    falla ut
  2. der Ausfall (Ausbrechen; Ausbruch; Schrumpfung)
    emotionell utbrott

Vertaal Matrix voor Ausfall:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
emotionell utbrott Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung
falla ut Ausfall; Fortfall; Wegfall

Synoniemen voor "Ausfall":

  • Betriebsstörung; Störfall

Wiktionary: Ausfall

Ausfall
noun
  1. Ergebnis
  2. aggressive Äußerung
  3. Militärwesen: offensiver Gegenangriff der Belagerten in einer Festung auf den Belagerer
  4. Versagen, Verschwinden eines Systems oder eines seiner Teile

Cross Translation:
FromToVia
Ausfall misslyckande failure — state of condition opposite success

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Ausfall