Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Zahnfleisch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zahnfleisch (Duits) in het Zweeds

Zahnfleisch:

Zahnfleisch [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Zahnfleisch
    gommar
    • gommar zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zahnfleisch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gommar Zahnfleisch

Wiktionary: Zahnfleisch

Zahnfleisch
noun
  1. Medizin: ein Teil der Mundschleimhaut, der an den Zahn anliegt

Cross Translation:
FromToVia
Zahnfleisch tandkött gum — flesh around teeth
Zahnfleisch tandkött tandvlees — het vlees op de tandkassen
Zahnfleisch tandkött gencive — anatomie|fr chair qui est autour des dents et dans laquelle celles-ci sont comme enchâsser.