Duits

Uitgebreide vertaling voor Zettel (Duits) in het Zweeds

Zettel:

Zettel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zettel (Coupon; Schein; Kassenschein; )
    kupong; voucher
    • kupong [-en] zelfstandig naamwoord
    • voucher zelfstandig naamwoord
  2. der Zettel (Zettelchen; Papier; Blättchen; Schmierzettel)
    pappersbit
  3. der Zettel
    skiva; bit; flisa; skärva; chip
    • skiva [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • flisa [-en] zelfstandig naamwoord
    • skärva [-en] zelfstandig naamwoord
    • chip [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. der Zettel (Flugblatt; Broschüre; Pamphlet; )
    broschyr; pamflett; flygblad
  5. der Zettel (Empfangsschein; Lieferschein; Überweisungsschein; )
    mottagningsbevis; inbetalning; kvitto
  6. der Zettel (zerknitterte Zettelchen; Schmierzettel; Kladde; Zettelchen)
    skrynklig sida; skrynkligt blad

Vertaal Matrix voor Zettel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bit Zettel Anbeißen; Anteil; Artikel; Aufsatz; Binärzahl; Bit; Biß; Brocken; Bruch; Bruchteil; Bund; Bündel; Fraktur; Glied; Grus; Holzschuh; Kandisstückchen; Klecks; Klumpen; Klümpchen; Knacks; Kostüm; Kästchen; Menge; Paket; Postpaket; Publikation; Päckchen; Scheibe; Schnitte; Scholle; Segment; Stück; Stückchen; Teil; Teilchen; Tölpel; Würfel; Würfelzucker; Zahnbruch; Zuckerwürfel; großes und dickes Stück
broschyr Broschüre; Faltblatt; Faltblätter; Flugblatt; Flugblätter; Flugschrift; Flugzettel; Handzettel; Pamphlet; Zettel Bewirtung; Broschüre; Faltblatt; Faltbrochüre; Faltwagen; Gebrauchsanweisung
chip Zettel Chip; Mikroprozessor
flisa Zettel Flocke; Scherbe
flygblad Broschüre; Faltblatt; Faltblätter; Flugblatt; Flugblätter; Flugschrift; Flugzettel; Handzettel; Pamphlet; Zettel Blättchen; Brett; Faltblatt; Faltbrochüre; Fliegenpapier; Flugblatt; Flugschrift; Flugzettel; Handzettel; Pamphlet; Papier; Tablett; Zettelchen
inbetalning Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein Einlegung; Einzahlung; Überweisung
kupong Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Gutschein; Voucher
kvitto Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein Beleg; Bescheinigung; Beweischen; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Pharmazie; Quittung; Quittungsmarke; Rezeptur; Rückschein; Voucher
mottagningsbevis Abschnitt; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Lieferschein; Schein; Zettel; Überweisungsschein
pamflett Broschüre; Faltblatt; Faltblätter; Flugblatt; Flugblätter; Flugschrift; Flugzettel; Handzettel; Pamphlet; Zettel Faltblatt; Flugblatt
pappersbit Blättchen; Papier; Schmierzettel; Zettel; Zettelchen Papierschnipsel; Schnipsel
skiva Zettel Album; Bund; Bündel; Fest; Festabend; Festlichkeit; Kostüm; Kästchen; LP; Langspielplatte; Paket; Postpaket; Päckchen; Rekord; Schallplatte; Scheibe; Schnitte; Stück
skrynklig sida Kladde; Schmierzettel; Zettel; Zettelchen; zerknitterte Zettelchen
skrynkligt blad Kladde; Schmierzettel; Zettel; Zettelchen; zerknitterte Zettelchen
skärva Zettel Scherbe
voucher Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Voucher
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flisa zersplittern
skiva durchschneiden; teilen

Synoniemen voor "Zettel":


Wiktionary: Zettel

Zettel
noun
  1. ein Blatt Papier, dessen Größe nicht genormt ist, für Notizen und dergleichen

Cross Translation:
FromToVia
Zettel matsedel; landkarta; karta; kort carte — vieux|fr carton léger mais résistant.