Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Cousin

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Cousin

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Cousin:
- Wiktionary:
  Cousin → kusin
  Cousin → kusin
- Synoniemen voor "Cousin":
  Kusin; Vetter; Angehöriger; Familienangehöriger; Familienmitglied; Verwandter

Duits

Uitgebreide vertaling voor Cousin (Duits) in het Zweeds

Spelling Suggesties voor: Cousin

Cousins; Coupon; worin; hausen; Chefin; rosig; Chinin; Couch; Chagrin; Country

Cousin:

Synoniemen voor "Cousin":

Kusin; Vetter; Angehöriger; Familienangehöriger; Familienmitglied; Verwandter

Wiktionary: Cousin

Cousin

noun

ein Sohn von Onkel oder Tante
- Cousin → kusin

Cross Translation:

From	To	Via
• Cousin	→ kusin	↔ cousin — nephew or niece of a parent
• Cousin	→ kusin	↔ cousin — fils ou fille de l’oncle ou de la tante d’une personne ; cousin germain.

Computer vertaling door derden:

Zweeds

Suggesties voor Cousin in het Zweeds

Spelling Suggesties voor: Cousin

Country; Comecon; couvert; comedon

Computer vertaling door derden: