Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. regieren:
  2. Regieren:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Regieren (Duits) in het Zweeds

regieren:

regieren werkwoord (regiere, regierst, regiert, regierte, regiertet, regiert)

  1. regieren (kommandieren; herrschen; befehlen; )
    ge uppdrag; kommandera
    • ge uppdrag werkwoord (ger uppdrag, gav uppdrag, givit uppdrag)
    • kommandera werkwoord (kommanderar, kommanderade, kommanderat)
  2. regieren (befehlen; gebieten; auftragen; )
    beordra; befalla; kommendera
    • beordra werkwoord (beordrar, beordrade, beordrat)
    • befalla werkwoord (befaller, befallde, befallt)
    • kommendera werkwoord (kommenderar, kommenderade, kommenderat)

Conjugations for regieren:

Präsens
  1. regiere
  2. regierst
  3. regiert
  4. regieren
  5. regiert
  6. regieren
Imperfekt
  1. regierte
  2. regiertest
  3. regierte
  4. regierten
  5. regiertet
  6. regierten
Perfekt
  1. habe regiert
  2. hast regiert
  3. hat regiert
  4. haben regiert
  5. habt regiert
  6. haben regiert
1. Konjunktiv [1]
  1. regiere
  2. regierest
  3. regiere
  4. regieren
  5. regieret
  6. regieren
2. Konjunktiv
  1. regierte
  2. regiertest
  3. regierte
  4. regierten
  5. regiertet
  6. regierten
Futur 1
  1. werde regieren
  2. wirst regieren
  3. wird regieren
  4. werden regieren
  5. werdet regieren
  6. werden regieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde regieren
  2. würdest regieren
  3. würde regieren
  4. würden regieren
  5. würdet regieren
  6. würden regieren
Diverses
  1. regier!
  2. regiert!
  3. regieren Sie!
  4. regiert
  5. regierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor regieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
befalla auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren anordnen; befehlen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen
beordra auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren Auftrag geben; anfordern; anweisen; austragen; bestellen; insHausliefern; liefern; senden; zustellen
ge uppdrag befehlen; beherrschen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern
kommandera befehlen; beherrschen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern anordnen; befehlen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verordnen
kommendera auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren anführen; dirigieren; führen; leiten

Synoniemen voor "regieren":


Wiktionary: regieren


Cross Translation:
FromToVia
regieren härska; regera govern — to exercise sovereign authority in
regieren regera; härska reign — exercise sovereign power
regieren styra; regera rule — to regulate, be in charge of, make decisions for, reign over
regieren härska; regera gouvernerdiriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail.
regieren härska; regera régnerexercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.
regieren övervaka surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.

Regieren:

Regieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Regieren
    styrande; regerande

Vertaal Matrix voor Regieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regerande Regieren Regierende
styrande Regieren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regerande gebietend; herschend; regierend

Wiktionary: Regieren


Cross Translation:
FromToVia
Regieren befallning; befäl; kommando; order commandement — À trier
Regieren styrelse; regering gouvernementaction, charge, ou manière de gouverner, de régir, d’administrer quelque chose, en particulier dans le domaine politique.