Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Riegel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Riegel (Duits) in het Zweeds

Riegel:

Riegel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Riegel
    lås; regel; bult
    • lås [-ett] zelfstandig naamwoord
    • regel [-en] zelfstandig naamwoord
    • bult [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Riegel (Schokoladenriegel; Schokolade)
    chokladkaka
  3. der Riegel (Tafel; Stange)
    stång; chokladstång
  4. der Riegel (Schloß)
    regel
    • regel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Riegel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bult Riegel Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Stiftschraube; Türriegel; Zapfen; Überrollbügel
chokladkaka Riegel; Schokolade; Schokoladenriegel Tafel Schokolade
chokladstång Riegel; Stange; Tafel
lås Riegel Schleuse; Schnappverschluß
regel Riegel; Schloß Dienstordnung; Filter; Grundregel; Ordnung; Regel; Reglementierung; Richtlinie; offizielle Verordnung
stång Riegel; Stange; Tafel Gitter; Gitterstab; Gitterwerk; Mast; Pfahl; Querbalken; Querholz; Stab; Staken; Stange; Stock; Vergitterung; Zuchtrute
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lås sperren

Wiktionary: Riegel

Riegel
noun
  1. Bauteil eines Fachwerkhauses
  2. länglicher Metallschaft, als Teil eines bestimmten Schlosses

Cross Translation:
FromToVia
Riegel kolv; låskolv; regel bolt — sliding pin or bar in a lock
Riegel regel bolt — bar to prevent a door from being forced open
Riegel regel; hasp latch — fastening for a door

Computer vertaling door derden: