Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Abgrenzung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abgrenzung (Duits) in het Zweeds

Abgrenzung:

Abgrenzung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Abgrenzung (Abgrenzen; Abzäunen; Abstecken)
    gränsa av; sätta stakket

Vertaal Matrix voor Abgrenzung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gränsa av Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen
sätta stakket Abgrenzen; Abgrenzung; Abstecken; Abzäunen

Synoniemen voor "Abgrenzung":


Wiktionary: Abgrenzung

Abgrenzung
noun
  1. der Akt des unterscheiden
  2. übertragen: verbale Distanzierung
  3. das erstellen von Grenzen

Cross Translation:
FromToVia
Abgrenzung gräns bound — boundary, border of territory

Computer vertaling door derden: