Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Ahn:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ahn (Duits) in het Zweeds

Ahn:

Ahn [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ahn (Vorfahr; Stammvater)
    förfader; stamfader
  2. der Ahn (Vorfahr; Stammvater)
    förfader; anfader

Vertaal Matrix voor Ahn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anfader Ahn; Stammvater; Vorfahr
förfader Ahn; Stammvater; Vorfahr Ahne; Ahnin; Stammvater; Vorgänger
stamfader Ahn; Stammvater; Vorfahr Vorfahre

Synoniemen voor "Ahn":


Wiktionary: Ahn

Ahn
noun
  1. südd.|, österr.|: Großvater
  2. gehoben, meist Plural: Vorfahr, (Plural) Vorfahren einer Gruppe oder eines Volkes

Cross Translation:
FromToVia
Ahn förfader ancestor — one from whom a person is descended
Ahn förfader voorvader — familie|nld mannelijk persoon van wie een volk, een clan of een familie afstamt.