Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Arzt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Arzt (Duits) in het Zweeds

Arzt:

Arzt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Arzt (Doktor)
    läkare; doktor
    • läkare [-en] zelfstandig naamwoord
    • doktor [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Arzt (Herr Doktor; Doktor)
    doktor
    • doktor [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Arzt
    läkare
    • läkare [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Arzt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doktor Arzt; Doktor; Herr Doktor Doktor; Promovierte; Promovierter
läkare Arzt; Doktor

Synoniemen voor "Arzt":

  • Doktor; Halbgott in Weiß; Mediziner; Weißkittel; Berufstätiger

Wiktionary: Arzt

Arzt
noun
  1. Heilkundiger, der ein Medizinstudium abgeschlossen hat und nach Erlangung der medizinischen Approbation körperliche und seelische Krankheiten behandelt

Cross Translation:
FromToVia
Arzt doktor; läkare doctor — physician
Arzt läkare physician — medical doctor
Arzt läkere arts — een mannelijke geneeskundige die bevoegd is een praktijk uit te oefenen
Arzt doktor; läkare docteur — À trier
Arzt doktor; läkare médecin — Personne soignant les maladies
Arzt vitrock toubib — (familier, fr) médecin.

Verwante vertalingen van Arzt