Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufschub (Duits) in het Zweeds

Aufschub:

Aufschub [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Aufschub (Aufenthalt; Ausstand)
    försening
  2. der Aufschub (Verzögerung; Verschiebung; Unterbrechung)
    uppskov; anstånd; respit
    • uppskov [-ett] zelfstandig naamwoord
    • anstånd [-ett] zelfstandig naamwoord
    • respit [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Aufschub (Vertagung; Verzögerung; Galgenfrist; Verschiebung; Frist)
    senareläggande; försening; frist; uppskjutning; uppskjutande
  4. der Aufschub
    ajournering
  5. der Aufschub (Vertagung)
    uppskjutning

Vertaal Matrix voor Aufschub:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ajournering Aufschub Vertagung
anstånd Aufschub; Unterbrechung; Verschiebung; Verzögerung
frist Aufschub; Frist; Galgenfrist; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung
försening Aufenthalt; Aufschub; Ausstand; Frist; Galgenfrist; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung Verzögerung
respit Aufschub; Unterbrechung; Verschiebung; Verzögerung Bedenkzeit; Frist
senareläggande Aufschub; Frist; Galgenfrist; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung
uppskjutande Aufschub; Frist; Galgenfrist; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung
uppskjutning Aufschub; Frist; Galgenfrist; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung
uppskov Aufschub; Unterbrechung; Verschiebung; Verzögerung

Synoniemen voor "Aufschub":


Wiktionary: Aufschub

Aufschub
noun
  1. Gewährung einer längeren Frist, als ursprünglich vorgesehen

Cross Translation:
FromToVia
Aufschub förhalning; förhalande; prokrastinering procrastination — act of postponing, delaying or putting off
Aufschub anstånd; uppskov sursisdélai, remise, suspension de l’exécution d’une mesure.

Computer vertaling door derden: