Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Aufzug:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufzug (Duits) in het Zweeds

Aufzug:

Aufzug [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Aufzug (Fahrstuhl; Lift)
    hiss
    • hiss [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Aufzug (Umzug; Prozession; Konvoi)
    följe; festtåg; procession; kortege

Vertaal Matrix voor Aufzug:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
festtåg Aufzug; Konvoi; Prozession; Umzug
följe Aufzug; Konvoi; Prozession; Umzug Begleitung; Geleit; Hausmeister; Suite
hiss Aufzug; Fahrstuhl; Lift Fahrstuhlkabine; Höhenruder
kortege Aufzug; Konvoi; Prozession; Umzug
procession Aufzug; Konvoi; Prozession; Umzug Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Pracht; Prozession

Synoniemen voor "Aufzug":


Wiktionary: Aufzug

Aufzug
noun
  1. sichtbare Erhebung einer Festung über dem Horizont
  2. Art der Ankleidung
  3. das Herannahen
  4. in sich geschlossener aus mehreren Auftritten bestehender Teil eines Dramas
    • Aufzugakt
  5. Transportmittel zum Auf- und Abtransportieren

Cross Translation:
FromToVia
Aufzug hiss lift — mechanical device for vertically transporting goods or people
Aufzug hiss lift — een verticaal transportsysteem voor goederen en mensen
Aufzug hiss ascenseur — Appareil mécanique (1) et (2)
Aufzug aktstycke; dokument documentécrit qui sert de preuve ou de renseignement.
Aufzug aktstycke; gemak; kammare; bit piècepartie, portion, morceau d’un tout.