Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Auszeit

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Auszeit

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Auszeit:
- Wiktionary:
  Auszeit → time-out, timeout, spelavbrott
  Auszeit → timeout, time-out, vilopaus
- Synoniemen voor "Auszeit":
  Karenz; Pause; Tätigkeitsunterbrechung; Unterbrechung; Unterbruch; Unterlass

Duits

Uitgebreide vertaling voor Auszeit (Duits) in het Zweeds

Auszeit: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

aus: färdigt; avslutat; fullständig; fullständigt; avslutad; utanför; ute
Zeit: era; epok; tidsålder

Auszeit:

Synoniemen voor "Auszeit":

Karenz; Pause; Tätigkeitsunterbrechung; Unterbrechung; Unterbruch; Unterlass

Wiktionary: Auszeit

Auszeit

noun

Sport: Spielunterbrechung
- Auszeit → time-out; timeout; spelavbrott

Cross Translation:

From	To	Via
• Auszeit	→ timeout; time-out	↔ time-out — in sports
• Auszeit	→ timeout; time-out; vilopaus	↔ time-out — break from a heated or stressful situation