Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Bündel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Bündel (Duits) in het Zweeds

Bündel:

Bündel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bündel
    knyte; bunt
    • knyte [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bunt [-en] zelfstandig naamwoord

Bündel [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Bündel (Bund; Paket)
    packe; bal
    • packe zelfstandig naamwoord
    • bal [-en] zelfstandig naamwoord
  2. Bündel (Garbe; Bund; Busch; Büschel; Bausch)
    bunt; knippa; kärve
    • bunt [-en] zelfstandig naamwoord
    • knippa [-en] zelfstandig naamwoord
    • kärve [-en] zelfstandig naamwoord
  3. Bündel (Kostüm; Päckchen; Paket; )
    herrkostym
  4. Bündel (Stück; Päckchen; Bund; )
    skiva; bit
    • skiva [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord

Bündel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bündel (Büsche; Sträucher)
    buntar; knippen

Bündel

  1. Bündel (Paket)
    bunt
    • bunt [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bündel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bal Bund; Bündel; Paket Ball; Gala; Party; Tanzfest; großer Ball
bit Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; Stück Anbeißen; Anteil; Artikel; Aufsatz; Binärzahl; Bit; Biß; Brocken; Bruch; Bruchteil; Fraktur; Glied; Grus; Holzschuh; Kandisstückchen; Klecks; Klumpen; Klümpchen; Knacks; Menge; Publikation; Scheibe; Schnitte; Scholle; Segment; Stück; Stückchen; Teil; Teilchen; Tölpel; Würfel; Würfelzucker; Zahnbruch; Zettel; Zuckerwürfel; großes und dickes Stück
bunt Bausch; Bund; Busch; Bündel; Büschel; Garbe; Paket Dachstuhl; Einzelvorgangsbündel; Haufen; Horde; Menge; Schar; Truppe
buntar Bündel; Büsche; Sträucher
herrkostym Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; kleinePaket
knippa Bausch; Bund; Busch; Bündel; Büschel; Garbe Reihe
knippen Bündel; Büsche; Sträucher
knyte Bündel
kärve Bausch; Bund; Busch; Bündel; Büschel; Garbe
packe Bund; Bündel; Paket
skiva Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; Stück Album; Fest; Festabend; Festlichkeit; LP; Langspielplatte; Rekord; Schallplatte; Scheibe; Schnitte; Zettel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skiva durchschneiden; teilen

Synoniemen voor "Bündel":


Wiktionary: Bündel

Bündel
noun
  1. etwas Zusammengebundenes; aneinander gebundene Gegenstände

Cross Translation:
FromToVia
Bündel bunt; packe; knippe; paket bundle — group of objects held together by wrapping or tying
Bündel paket; bunt bundle — package wrapped or tied up for carrying
Bündel knippe bundle — biology: cluster of closely bound muscle or nerve fibres
Bündel bunt bundle — colloquial: large amount, especially of money
Bündel bunt sheaf — any collection of things bound together; a bundle
Bündel packa; packe; paket paquetemballage, colis, regroupant plusieurs choses.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Bündel



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Bündel (Zweeds) in het Duits

Bündel: (*Woord en zin splitter gebruikt)

Computer vertaling door derden: