Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Beendigung

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Beendigung

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Beendigung:
- avslutning; slut; avslutande
Wiktionary:
- Beendigung → avslutning, upphörande, avslutande

Duits

Uitgebreide vertaling voor Beendigung (Duits) in het Zweeds

Beendigung:

Beendigung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Beendigung (Beendung; Abschluß; Ende)
avslutning; slut; avslutande
- avslutning [-en] zelfstandig naamwoord
- slut [-ett] zelfstandig naamwoord
- avslutande zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Beendigung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avslutande	Abschluß; Beendigung; Beendung; Ende	Absolvieren; Schlachten; Vollenden
avslutning	Abschluß; Beendigung; Beendung; Ende	Abschluß; Arsch; Beendung; Einigung; Endergebnis; Ergebnis; Ergänzung; Erledigung; Fertigstellung; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Hintern; Konklusion; Nachtrag; Resultat; Schluß; Vollendung
slut	Abschluß; Beendigung; Beendung; Ende	Ablauf; Arsch; Ausklang; Auslauf; Beschluß; Ende; Endergebnis; Endkampf; Endlauf; Endpunkt; Ergebnis; Folgerung; Gesamtergebnis; Gesamtzahl; Hintern; Konklusion; Resultat; Schluß; Schwanzende
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
avslutande		abschließend; schließend; zum Abschluß
slut		abgemattet; abgespannt; ermattet; erschöpft; fertig; halbtot; hundemüde; kaputt; leid; ohnmächtig; satt; todmüde; übermüdet

Synoniemen voor "Beendigung":

Aufhebung; Auflösung; Erlass; Widerruf; Zurücknahme
Abschluss; Beendung; Einstellung; Erledigung; Terminierung; Aktion; Handlung; Operation; Tat

Wiktionary: Beendigung

Beendigung

noun

der Abschluss
- Beendigung → avslutning
das Beenden oder Aufhören eines Prozesses, einer Tätigkeit, eines Ablaufes oder Ähnlichem
- Beendigung → upphörande; avslutande