Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Buche

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Buche

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Buche:
  2. buchen:
  3. Bäuche:
  4. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Buche (Duits) in het Zweeds

Buche:

Buche [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Buche (Waldbuche)
    bokträd; bok
    • bokträd zelfstandig naamwoord
    • bok [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Buche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bok Buche; Waldbuche Buch; Heft
bokträd Buche; Waldbuche
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bok buchenhölzern

Synoniemen voor "Buche":


Wiktionary: Buche

Buche
noun
  1. Holzart von [1]
    • Buche → bok
  2. Laubbaum der Gattung Fagus
    • Buche → bok
Cross Translation:
FromToVia
• Buche → bok ↔ beech — tree of Fagus family
• Buche → bok ↔ hêtre — (botanique) arbre de la famille des Fagacées, à feuilles caduques ovales à nervation pennée et souvent dentées, de haute taille, à écorce lisse gris-clair pouvant fournir du tanin.

Buche vorm van buchen:

buchen werkwoord (buche, buchst, bucht, buchte, buchtet, gebucht)

  1. buchen (notieren; aufschreiben; eintragen; )
    lista; anteckna; skriva ner; notera
    • lista werkwoord (listar, listade, listat)
    • anteckna werkwoord (antecknar, antecknade, antecknat)
    • skriva ner werkwoord (skriver ner, skrev ner, skrivit ner)
    • notera werkwoord (noterar, noterade, noterat)
  2. buchen (eintragen; einschreiben)
    registrera sig; inträda; skriva in sig
    • registrera sig werkwoord (registrerar sig, registrerade sig, registrerat sig)
    • inträda werkwoord (inträr, inträdde, inträtt)
    • skriva in sig werkwoord (skriver in sig, skrev in sig, skrivit in sig)

Conjugations for buchen:

Präsens
  1. buche
  2. buchst
  3. bucht
  4. buchen
  5. bucht
  6. buchen
Imperfekt
  1. buchte
  2. buchtest
  3. buchte
  4. buchten
  5. buchtet
  6. buchten
Perfekt
  1. habe gebucht
  2. hast gebucht
  3. hat gebucht
  4. haben gebucht
  5. habt gebucht
  6. haben gebucht
1. Konjunktiv [1]
  1. buche
  2. buchest
  3. buche
  4. buchen
  5. buchet
  6. buchen
2. Konjunktiv
  1. buchte
  2. buchtest
  3. buchte
  4. buchten
  5. buchtet
  6. buchten
Futur 1
  1. werde buchen
  2. wirst buchen
  3. wird buchen
  4. werden buchen
  5. werdet buchen
  6. werden buchen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde buchen
  2. würdest buchen
  3. würde buchen
  4. würden buchen
  5. würdet buchen
  6. würden buchen
Diverses
  1. buch!
  2. bucht!
  3. buchen Sie!
  5. gebucht
  6. buchend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

buchen

  1. buchen
    bokföra

Vertaal Matrix voor buchen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lista Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Hitliste; Hitparade; Liste; SharePoint-Liste; Tabelle; Verzeichnis
skriva in sig Anheuern; Anmustern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anteckna aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren anheuern; anmustern; aufschreiben; aufzeichnen; einschreiben; eintragen; kennzeichnen; notieren; registrieren; stempeln
bokföra buchen aufschreiben; belegen; festlegen; niederschreiben; verzeichnen
inträda buchen; einschreiben; eintragen einfallen; einmarschieren; einrücken; einziehen
lista aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren aufführen; aufzählen; ausschreiben; bekanntgeben; benennen; erklären; erwähnen; informieren; melden; mitteilen; nennen; titulieren
notera aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren Notiz von etwas nehmen; achten auf; anmerken; anschauen; ansehen; aufschreiben; belegen; bemerken; betrachten; festlegen; gucken; merken; niederschreiben; notieren; schauen; sehen; spüren; verzeichnen; wahrnehmen
registrera sig buchen; einschreiben; eintragen anmelden; einschreiben; eintragen; registrieren
skriva in sig buchen; einschreiben; eintragen anmelden; immatrikulieren; melden
skriva ner aufschreiben; aufzeichnen; buchen; einschreiben; eintragen; notieren; registrieren anmerken; aufschreiben; aufzeichnen; belegen; eintragen; festlegen; korrespondieren; niederschreiben; notieren; protokollieren; registrieren; schreiben; verzeichnen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bokföra buchen

Synoniemen voor "buchen":


Wiktionary: buchen

buchen
adjective
  1. attributiv: aus Buchenholz (bestehend, gemacht)
  1. (transitiv) etwas reservieren lassen
  2. (transitiv) eine Reservierung entgegennehmen
  3. (transitiv) übertragenen: etwas erlangen, erringen
  4. (transitiv) in Geschäftsbücher eintragen; verbuchen
Cross Translation:
FromToVia
• buchen → boka ↔ book — reserve
• buchen → reservera ↔ reserve — to book in advance
• buchen → boka ↔ boeken — reserveren van bijvoorbeeld een hotelkamer

Bäuche:

Bäuche [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bäuche (Pansen; Speckbäuche)
    ölmage
    • ölmage [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bäuche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ölmage Bäuche; Pansen; Speckbäuche Bierbauch







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0680 seconde
Page rendered in 1.0 seconds