Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Dose

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Dose

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Dose:
  2. dösen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Dose (Duits) in het Zweeds

Dose:

Dose [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Dose (Aufbewahungskarton; Karton; Verpackung; )
    dosa; låda; ask
    • dosa [-en] zelfstandig naamwoord
    • låda [-en] zelfstandig naamwoord
    • ask [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Dose (Konserve; Büchse)
    burk; bleckburk
    • burk [-en] zelfstandig naamwoord
    • bleckburk [-en] zelfstandig naamwoord
  3. die Dose (Vorratsdose; Büchse; Konserve)
    kanna; låda; lagringsburk; dosa; burk
    • kanna [-en] zelfstandig naamwoord
    • låda [-en] zelfstandig naamwoord
    • lagringsburk zelfstandig naamwoord
    • dosa [-en] zelfstandig naamwoord
    • burk [-en] zelfstandig naamwoord
  4. die Dose (Metall; Blech; Büchse; Konserve)
    bly; metall
    • bly [-ett] zelfstandig naamwoord
    • metall [-en] zelfstandig naamwoord
  5. die Dose (Hülse; Verpackung; Packung; )
    förpackning; skal; omslag
    • förpackning [-en] zelfstandig naamwoord
    • skal [-ett] zelfstandig naamwoord
    • omslag [-ett] zelfstandig naamwoord
  6. die Dose (Trommel; Büchse)
    trumma
    • trumma [-en] zelfstandig naamwoord
  7. die Dose (Dosis; Portion; Abgabe; Gabe)
    dos; dosis
    • dos [-en] zelfstandig naamwoord
    • dosis zelfstandig naamwoord
  8. die Dose (Verschlag; Box; Gehäuse; )
    kartong; låda; förvaringslåda
  9. die Dose (UmhÜllung; Hülse; Gehäuse; )
    förpackning; emballage; omslag; hölje

Vertaal Matrix voor Dose:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ask Aufbewahungskarton; Büchse; Dose; Gefäß; Karton; Schachtel; Verpackung Döschen; Eschenholz; Kästchen; Päckchen; Schachtel
bleckburk Büchse; Dose; Konserve
bly Blech; Büchse; Dose; Konserve; Metall Blei; Füllung; Lot; Senklot
burk Büchse; Dose; Konserve; Vorratsdose
dos Abgabe; Dose; Dosis; Gabe; Portion Anzahl; Dosierung; Menge; Quantität; Quantum; Zahl
dosa Aufbewahungskarton; Büchse; Dose; Gefäß; Karton; Konserve; Schachtel; Verpackung; Vorratsdose
dosis Abgabe; Dose; Dosis; Gabe; Portion Dosierung
emballage Aufmachung; Büchse; Dichtung; Dose; Emballage; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kapsel; Karton; Kasten; Liderung; Packung; Schachtel; Spreu; UmhÜllung; Verpackung Verpackung
förpackning Aufmachung; Büchse; Dichtung; Dose; Emballage; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kapsel; Karton; Kasten; Liderung; Packung; Schachtel; Spreu; UmhÜllung; Verpackung Packung; Produktverpackung und -aufmachung; Verpackung
förvaringslåda Abteil; Box; Büchse; Dose; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Kapsel; Karton; Kasten; Kittchen; Klo; Loch; Schachtel; Schuppen; Verschlag
hölje Aufmachung; Büchse; Dichtung; Dose; Emballage; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kapsel; Karton; Kasten; Liderung; Packung; Schachtel; Spreu; UmhÜllung; Verpackung
kanna Büchse; Dose; Konserve; Vorratsdose Flasche; Kanne; Karaffe; Krug; Krüge; Kännchen; Wärmflasche
kartong Abteil; Box; Büchse; Dose; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Kapsel; Karton; Kasten; Kittchen; Klo; Loch; Schachtel; Schuppen; Verschlag Karton; Pappdeckel; Pappe; Pappkarton; Pappschachtel
lagringsburk Büchse; Dose; Konserve; Vorratsdose
låda Abteil; Aufbewahungskarton; Box; Büchse; Dose; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Kapsel; Karton; Kasten; Kittchen; Klo; Konserve; Loch; Schachtel; Schuppen; Verpackung; Verschlag; Vorratsdose Behälter; Kiste; Lade; Schubfach; Schublade; Tresor
metall Blech; Büchse; Dose; Konserve; Metall
omslag Aufmachung; Büchse; Dichtung; Dose; Emballage; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kapsel; Karton; Kasten; Liderung; Packung; Schachtel; Spreu; UmhÜllung; Verpackung Albumbild; Auslese; Aussonderung; Auswahl; Binde; Einteilung; Jacke; Joppe; Plattenüberzug; Schallplattentasche; Schlinge; Sortierung; Umstellung; Verschiebung; kurze Jacke
skal Dose; Emballage; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kapsel; Karton; Kasten; Packung; Schachtel; Verpackung Chassis; Deckel; Design; Fahrgestell; Fensterrahmen; Gerüst; Gestell; Kappe; Muschel; Rahmen; Schale; Skin
trumma Büchse; Dose; Trommel
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
låda Kiste
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
metall metallen

Synoniemen voor "Dose":


Wiktionary: Dose

Dose
noun
  1. Vorrichtung für elektrische Verbindungen
  2. kleiner geschlossener Behälter für Getränke oder flüssige Speisen zur längeren Lagerung
  3. kleiner Behälter mit Deckel
Cross Translation:
FromToVia
• Dose → burk ↔ can — a more or less cylindrical vessel for liquids
• Dose → konserv; konservburk ↔ can — a tin-plate canister
• Dose → konserv; konservburk ↔ tin — airtight container
• Dose → konservburk; konserv ↔ blik — een cilindervormig afgesloten blikken vaatje
• Dose → dosa; låda ↔ boîte — Objet rigide et creux ayant la capacité de se fermer

dösen:

dösen werkwoord (döse, döst, döste, döstet, gedöst)

  1. dösen (ein Nickerchen machen)
    dåsa
    • dåsa werkwoord (dåsar, dåsade, dåsat)
  2. dösen (einNickerchenmachen; schlummern)
    vila; slumra; ta en tupplur
    • vila werkwoord (vilar, vilade, vilat)
    • slumra werkwoord
    • ta en tupplur werkwoord (tar en tupplur, tog en tupplur, tagit en tupplur)
  3. dösen (duseln; schlummern; einNickerchenmachen)
    domna; dåsa
    • domna werkwoord (domnar, domnade, domnat)
    • dåsa werkwoord (dåsar, dåsade, dåsat)
  4. dösen (schlummern; duseln; ein Nickerchen machen)
    slumra; dåsa; halvsova
    • slumra werkwoord
    • dåsa werkwoord (dåsar, dåsade, dåsat)
    • halvsova werkwoord (halvsover, halvsovade, halvsovat)

Conjugations for dösen:

Präsens
  1. döse
  2. döst
  3. döst
  4. dösen
  5. döst
  6. dösen
Imperfekt
  1. döste
  2. döstest
  3. döste
  4. dösten
  5. döstet
  6. dösten
Perfekt
  1. habe gedöst
  2. hast gedöst
  3. hat gedöst
  4. haben gedöst
  5. habt gedöst
  6. haben gedöst
1. Konjunktiv [1]
  1. döse
  2. dösest
  3. döse
  4. dösen
  5. döset
  6. dösen
2. Konjunktiv
  1. döste
  2. döstest
  3. döste
  4. dösten
  5. döstet
  6. dösten
Futur 1
  1. werde dösen
  2. wirst dösen
  3. wird dösen
  4. werden dösen
  5. werdet dösen
  6. werden dösen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde dösen
  2. würdest dösen
  3. würde dösen
  4. würden dösen
  5. würdet dösen
  6. würden dösen
Diverses
  1. dös!
  2. döst!
  3. dösen Sie!
  5. gedöst
  6. dösend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor dösen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vila Ruhezeit; kleineUnterstützung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
domna duseln; dösen; einNickerchenmachen; schlummern
dåsa duseln; dösen; ein Nickerchen machen; einNickerchenmachen; schlummern
halvsova duseln; dösen; ein Nickerchen machen; schlummern
slumra duseln; dösen; ein Nickerchen machen; einNickerchenmachen; schlummern einnicken; einschlafen; einschlummern
ta en tupplur dösen; einNickerchenmachen; schlummern
vila dösen; einNickerchenmachen; schlummern ausruhen; eine Pause machen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen

Synoniemen voor "dösen":


Wiktionary: dösen

dösen
verb
  1. sich in einem Zustand zwischen wach und schlafend (Halbschlaf) befinden
  2. vor allem in Norddeutschland, (intransitiv) innerlich abwesend sein
Cross Translation:
FromToVia
• dösen → ta en tupplur ↔ snooze — To sleep, especially briefly; to nap







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0483 seconde
Page rendered in 1.0 seconds