Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Echtheit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Echtheit (Duits) in het Zweeds

Echtheit:

Echtheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Echtheit (Authentizität)
    äkthet
    • äkthet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Echtheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
äkthet Authentizität; Echtheit

Synoniemen voor "Echtheit":


Wiktionary: Echtheit

Echtheit
noun
  1. Beständigkeit gegenüber äußeren Einflüssen wie Licht, Feuchtigkeit oder Temperatur, insbesondere bei Farben
  2. Eigenschaft einer Sache, echt zu sein
  3. Eigenschaft eines Gefühls oder Gefühlsausdrucks, aufrichtig und nicht nur vorgetäuscht zu sein