Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Geisel

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Geisel

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Geisel:
- gisslan; gissel; plågoris; kidnappare
Geißel:
- piska; spö; ridpiska
Wiktionary:
- Geisel → gisslan
- Geisel → gisslan
- Geißel → flagell, gissel, piska
- Geißel → gissel, plåga, disciplin

Duits

Uitgebreide vertaling voor Geisel (Duits) in het Zweeds

Geisel:

Geisel [die ~] zelfstandig naamwoord

die Geisel
gisslan
- gisslan zelfstandig naamwoord
die Geisel
gissel; plågoris
- gissel [-ett] zelfstandig naamwoord
- plågoris [-ett] zelfstandig naamwoord
die Geisel (Entführer; Geiselnehmer; Kaper; Korsar)
kidnappare
- kidnappare [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geisel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gissel	Geisel
gisslan	Geisel
kidnappare	Entführer; Geisel; Geiselnehmer; Kaper; Korsar	Entführer; Geiselnehmer; Kidnapper; Kinderentführer
plågoris	Geisel

Synoniemen voor "Geisel":

Entführter; Gekidnappter; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary: Geisel

Geisel

noun

historisch: Person, die unter vergleichsweise guten Bedingungen festgehalten wurde; meist sollte damit von einer Gegenpartei durch ein menschliches Pfand sichergestellt werden, dass sie, der diese Person nahestand, ein Versprechen oder einen Vertrag einhalten würde
- Geisel → gisslan
Person, die von Verbrechern zum Schutz (z. B. vor der Polizei) oder zur Forderung eines Lösegeldes festgehalten wird
- Geisel → gisslan

Cross Translation:

From	To	Via
• Geisel	→ gisslan	↔ hostage — person given as a pledge or security
• Geisel	→ gisslan	↔ gijzelaar — een veelal onschuldig persoon die tegen de eigen wil door een gijzelnemer gevangen wordt gehouden en die bedreigd wordt met het doel iets van derden gedaan te krijgen
• Geisel	→ gisslan	↔ otage — personne livrer ou prendre afin de garantir des accords entre ennemis.

Geißel:

Geißel [die ~] zelfstandig naamwoord

die Geißel (Peitsche)
piska; spö
- piska [-en] zelfstandig naamwoord
- spö [-ett] zelfstandig naamwoord
die Geißel (Peitsche; Karbatsche)
ridpiska
- ridpiska [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Geißel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
piska	Geißel; Peitsche
ridpiska	Geißel; Karbatsche; Peitsche	Jagdpeitsche; Peitsche; Reitpeitsche
spö	Geißel; Peitsche	Flechtrohr; Geflecht; Karbatsche; Reis; Reitpeitsche; Ried; Rotan; Rotang; Schilf; Schilfgras; Schilfrohr; Uferschilf; junger Zweig
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
piska		anbinden; binden; fesseln; festbinden; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; knebeln; quirlen; schnüren; zurren

Synoniemen voor "Geißel":

Peitsche

Wiktionary: Geißel

Geißel

noun

Biologie: fadenförmige Fortbewegungshilfen von Kleinstlebewesen
- Geißel → flagell; gissel
etwas, das die Lebensgrundlage erheblich beeinträchtigt
- Geißel → gissel
Peitsche, Stab mit Riemen oder Schnüren zur Züchtigung
- Geißel → gissel; piska

Cross Translation:

From	To	Via
• Geißel	→ gissel; plåga	↔ scourge — a persistent pest, illness, or source of trouble
• Geißel	→ gissel	↔ scourge — a whip often of leather
• Geißel	→ disciplin	↔ discipline — (vieilli) méthode d’instruction et d’éducation.

Computer vertaling door derden: