Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gutschein:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gutschein (Duits) in het Zweeds

Gutschein:

Gutschein [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gutschein
    presentkort
  2. der Gutschein (Geschenkgutschein)
    gåvokupong
  3. der Gutschein (Voucher)
    kupong; presentkort

Vertaal Matrix voor Gutschein:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gåvokupong Geschenkgutschein; Gutschein
kupong Gutschein; Voucher Abschnitt; Beweischen; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Voucher; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest
presentkort Gutschein; Voucher Rückgabebon

Synoniemen voor "Gutschein":


Wiktionary: Gutschein

Gutschein
noun
  1. Bestätigung über Gegenleistung, Waren- oder Geldwert

Cross Translation:
FromToVia
Gutschein kupong coupon — section of a ticket giving the holder some entitlement
Gutschein rabattkupong; kupong voucher — A piece of paper that entitles the holder to a discount, or that can be exchanged for goods and services

Computer vertaling door derden: