Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Hebel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hebel (Duits) in het Zweeds

Hebel:

Hebel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hebel (Klinke; Krücke; Griff; Henkel; Handgriff)
    dörrklinka

Vertaal Matrix voor Hebel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dörrklinka Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Klinke; Krücke

Wiktionary: Hebel

Hebel
noun
  1. Bäckereiwesen, schweizerdeutsch: Vorteig, Hefeteig
  2. Schaltinstrument an einer Maschine
  3. Finanzwesen: Fachbegriff für Vervielfachung beziehungsweise Verhältnis zweier Größen
  4. stangenförmiges Werkzeug zur Ausübung der Hebelkräfte auf eine Last

Cross Translation:
FromToVia
Hebel hävstång lever — rigid piece