Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Herr

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Herr

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Herr:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. herr:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Herr (Duits) in het Zweeds

Herr:

Herr [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Herr (Herrscher; Fürst; König; Gebieter)
    kung; härskare; furste; regent
    • kung [-en] zelfstandig naamwoord
    • härskare zelfstandig naamwoord
    • furste zelfstandig naamwoord
    • regent [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Herr (mein Herr)
    herr
    • herr [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Herr (Chef; Fürst; Vorgesetzte; )
    ledare; chef
    • ledare [-en] zelfstandig naamwoord
    • chef [-en] zelfstandig naamwoord
  4. der Herr (Gottheit; Göttlichkeit; Allmächtiger)
    gudom; gudomlighet
  5. der Herr (Monarch; König; Herrscher; )
    monark
    • monark [-en] zelfstandig naamwoord
  6. der Herr (Himmelsvater; Allmächtiger)
    Herre; Himmelske Fader; Allsmäktige
  7. der Herr (Subjekt)
    pojke; prick; karl; grabb
    • pojke [-en] zelfstandig naamwoord
    • prick [-en] zelfstandig naamwoord
    • karl [-en] zelfstandig naamwoord
    • grabb [-en] zelfstandig naamwoord
  8. der Herr (Kammerdiener; Hausdiener; Geselle; )
    betjänt; lackej; uppassare; kammartjänare

Vertaal Matrix voor Herr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Allsmäktige Allmächtiger; Herr; Himmelsvater
Herre Allmächtiger; Herr; Himmelsvater
Himmelske Fader Allmächtiger; Herr; Himmelsvater
betjänt Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht Bediente; Diener; Dienstbote; Dienstmädchen; Knecht; Stallknecht
chef Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Anführer; Boss; Chef; Direktor; Führer; Führungskraft; Gebieter; Geschäftsführer; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Leiter; Manager; Vorgesetzte; Vorstand; Vorsteher
furste Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König
grabb Herr; Subjekt Bursche; Gör; Junker; Jüngling; Kauz; Kerl; Kerlchen; Mann; Typ; Vogel; jungeMann
gudom Allmächtiger; Gottheit; Göttlichkeit; Herr
gudomlighet Allmächtiger; Gottheit; Göttlichkeit; Herr
herr Herr; mein Herr
härskare Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König Autorität; Gebieter; Gewaltherrscher; Herrscher; Landsmann
kammartjänare Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
karl Herr; Subjekt Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann
kung Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König
lackej Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
ledare Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Anführer; Anführerin; Begleiter; Boss; Chef; Chefs; Direktoren; Draufgänger; Elektrizitätsleiter; Führer; Fürst; Gebieter; Generalgouverneur; Geschäftsführer; Gesprächsleiter; Gouverneur; Gruppenleiter; Haupt; Hauptartikel; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Herrscher; Häupter; Köpfe; Leitartikel; Leiter; Mannschaftskapitän; Obergehilfe; Obergeselle; Regent; Schiene; Stammeshäuptling; Statthalter; Vorarbeiter; Vordermann; Vormann; Vorstand; Vorstände
monark Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch Fürst; Herrscher; Hoheit; Majestät
pojke Herr; Subjekt Bursche; Junker; Jüngling; jungeMann
prick Herr; Subjekt Sprenkel; Tüpfel
regent Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König Herrscher; Regenten
uppassare Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht Dienerin; Dienstmädchen; Gutsverwalter; Schekwirt; Vermögensverwalter; Verwalter; Wirt

Synoniemen voor "Herr":

  • Hr.

Wiktionary: Herr

Herr
noun
  1. mit bestimmtem Artikel: andere Bezeichnung für den Gott Israels, im Neuen Testament oft auch für Jesus
  2. jemand, der eine fast vollständige Kontrolle über Dinge oder Personen hat (früher insbesondere ein Adliger)
  3. Anrede für einen Mann
Cross Translation:
FromToVia
• Herr → herre; adelsman ↔ gentleman — man of breeding
• Herr → gentleman; herre ↔ gentleman — polite term for a man
• Herr → herr; herre ↔ gentleman — polite form of address to men
• Herr → man; karl ↔ man — adult male human
• Herr → herr ↔ mister — title of adult male
• Herr → herr ↔ monsieur — apostrophe permettant de s’adresser de façon polie à un homme (un client, un professeur, un passant, etc.).

Verwante vertalingen van Herr



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Herr (Zweeds) in het Duits

herr:

herr [-en] zelfstandig naamwoord

  1. herr
    der Herr
    • Herr [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. herr
    der Herr; der mein Herr
    • Herr [der ~] zelfstandig naamwoord
    • mein Herr [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor herr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Herr herr Allsmäktige; Herre; Himmelske Fader; betjänt; chef; furste; grabb; gudom; gudomlighet; härskare; kammartjänare; karl; kung; lackej; ledare; monark; pojke; prick; regent; uppassare
mein Herr herr

Wiktionary: herr

herr
noun
  1. Anrede für einen Mann
Cross Translation:
FromToVia
• herr → Herr; meine Herren ↔ gentleman — polite form of address to men
• herr → Herr ↔ mister — title of adult male
• herr → Herr ↔ monsieur — apostrophe permettant de s’adresser de façon polie à un homme (un client, un professeur, un passant, etc.).

Verwante vertalingen van Herr







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0890 seconde
Page rendered in 1.0 seconds