Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Hiatus:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. hiatus:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hiatus (Duits) in het Zweeds

Hiatus:

Hiatus [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hiatus
    lucka; gap; hiatus
    • lucka [-en] zelfstandig naamwoord
    • gap [-ett] zelfstandig naamwoord
    • hiatus zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hiatus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gap Hiatus Fresse; Klappe; Leere; Lücke; Mangel; Manko; Mund; Schnabel; Schnauze
hiatus Hiatus
lucka Hiatus Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Leere; Loch; Lücke; Mangel; Manko; Untertür; Öffnung

Synoniemen voor "Hiatus":


Wiktionary: Hiatus

Hiatus
noun
  1. Linguistik, Literaturwissenschaft: das Zusammentreffen zweier Vokale am Ende des einen und am Anfang des folgenden Wortes oder Wortteils
  2. Prähistorie: Zeitraum ohne archäologische Funde
  3. Geologie: zeitliche Lücke bei der Ablagerung von Gesteinen
  4. Medizin: Öffnung, Spalt



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Hiatus (Zweeds) in het Duits

hiatus:

hiatus zelfstandig naamwoord

  1. hiatus (lucka; gap)
    der Hiatus
    • Hiatus [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hiatus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Hiatus gap; hiatus; lucka

Wiktionary: hiatus

hiatus
noun
  1. Prähistorie: Zeitraum ohne archäologische Funde
  2. Geologie: zeitliche Lücke bei der Ablagerung von Gesteinen
  3. Medizin: Öffnung, Spalt
  4. Linguistik, Literaturwissenschaft: das Zusammentreffen zweier Vokale am Ende des einen und am Anfang des folgenden Wortes oder Wortteils