Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Imbiss

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Imbiss

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Imbiß:
- kafeteria; mellanmål; trifle; dessert
Wiktionary:
- Imbiss → mellanmål, matbit, gatukök
- Imbiss → mellanmål, fika

Duits

Uitgebreide vertaling voor Imbiss (Duits) in het Zweeds

Imbiss:

Synoniemen voor "Imbiss":

Bissen; Brotzeit; Gabelfrühstück; Happen; Imbs; Jause; leichte Mahlzeit; Marende; Neinerln; Snack; Stärkung; Unternessen; Vesper; Znüni; Zvieri; Zwischenmahlzeit; Essen; Gericht; Mahl; Mahlzeit; Speise
Imbissbude; Imbissstube; Schnellimbiss; Schnellimbissstube; Schnellrestaurant; Snackbar

Wiktionary: Imbiss

Imbiss

noun

eine kurze Mahlzeit außerhalb der Hauptmahlzeiten
- Imbiss → mellanmål; matbit
Stand, Kantine, Kiosk oder Stube, wo man eine kleine Zwischenmahlzeit kaufen und einnehmen kann
- Imbiss → gatukök

Cross Translation:

From	To	Via
• Imbiss	→ mellanmål; fika	↔ snack — a light meal

Imbiß:

Imbiß [der ~] zelfstandig naamwoord

der Imbiß (Schnellgaststätte; Schnellbüfett)
kafeteria
- kafeteria [-en] zelfstandig naamwoord
der Imbiß (Süßigkeit; Leckerei; Nascherei; Süßigkeiten; Köstlichkeit; etwas Süßes; Leckerbissen; Leckereien; Feinkost; Naschwerk)
mellanmål
- mellanmål zelfstandig naamwoord
der Imbiß (Leckerei; Leckerbissen)
trifle; dessert
- trifle zelfstandig naamwoord
- dessert [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Imbiß:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dessert	Imbiß; Leckerbissen; Leckerei	Dessert; Nachspeise; Nachtisch
kafeteria	Imbiß; Schnellbüfett; Schnellgaststätte	Cafétaria; Imbißststuben
mellanmål	Feinkost; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes	Bissen; Biß; Häppchen; Schnack; Zwischenmahlzeit
trifle	Imbiß; Leckerbissen; Leckerei