Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Lager

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Lager

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Lager:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. lager:
  2. läger:
  3. låga:
  4. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Lager (Duits) in het Zweeds

Lager:

Lager [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Lager (Lagerplatz; Kamp)
    läger
    • läger [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. Lager (Vorratskammer; Magazin; Speicher; )
    skafferi
  3. Lager (Lagerpaltz)
    upplag; lager; magasin; lagerlokal
    • upplag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • lager [-ett] zelfstandig naamwoord
    • magasin [-ett] zelfstandig naamwoord
    • lagerlokal [-en] zelfstandig naamwoord
  4. Lager (Magazin)
    lagerbyggnad
  5. Lager
    lager
    • lager [-ett] zelfstandig naamwoord
  6. Lager (Warenhaus; Kaufhaus; Depot; )
    depå; lager; magasin
    • depå [-en] zelfstandig naamwoord
    • lager [-ett] zelfstandig naamwoord
    • magasin [-ett] zelfstandig naamwoord
  7. Lager (Pilsener; Pils; Hopfenblütetee; Bier)
    öl; pilsner
    • öl [-ett] zelfstandig naamwoord
    • pilsner [-en] zelfstandig naamwoord
  8. Lager (Kamp; Lagerplatz)
    lägerplats; förläggande i läger; kamperande
  9. Lager (Magazin; Lagerraum)
    lagerrum; förvaringsrum

Vertaal Matrix voor Lager:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
depå Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager
förläggande i läger Kamp; Lager; Lagerplatz Bleibe; Feldlager; Quartier
förvaringsrum Lager; Lagerraum; Magazin Rumpelkammer
kamperande Kamp; Lager; Lagerplatz
lager Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerpaltz; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager Anfuhr; Belag; Bestand; Depots; Güterschuppen; Inventar; Lagerhäuser; Magazine; Schicht; Schäfte; Warenbestand; Zufuhr
lagerbyggnad Lager; Magazin
lagerlokal Lager; Lagerpaltz
lagerrum Lager; Lagerraum; Magazin
läger Kamp; Lager; Lagerplatz Bleibe; Feldlager; Quartier
lägerplats Kamp; Lager; Lagerplatz Bleibe; Feldlager; Quartier
magasin Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerpaltz; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager Blatt; Depots; Lagerhäuser; Magazine; Zeitschrift
pilsner Bier; Hopfenblütetee; Lager; Pils; Pilsener
skafferi Depot; Lager; Magazin; Speicher; Speisekammer; Vorratskammer; Vorratslager; Warenlager Speiseschrank; Vorratsschrank
upplag Lager; Lagerpaltz
öl Bier; Hopfenblütetee; Lager; Pils; Pilsener Bier; Gerstenbier
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
lager Aufbewahrungsort

Synoniemen voor "Lager":


Wiktionary: Lager

Lager
noun
  1. umgangssprachlich: Der Inhalt zu [1]; der Vorrat
  2. altertümlich: Schlafstatt; Stelle, die einer Person zum liegen bzw. Schlafen zugedacht ist
  3. nur Plural 1: Bauteil, das Lasten aufnimmt
  4. nur Plural 1: Gesamtheit der Anhänger einer Weltanschauung
  5. Kurzform für ein Konzentrationslager, Inhaftierungslager oder Internierungslager
  6. Kurzform für Lagerbier
  7. nur Plural 1: Maschinenelement, das ein schwingendes oder sich drehendes Element aufnimmt
  8. Raum oder Gebäude zur geordneten Unterbringung von Waren
  9. nur Plural 1: Provisorische Unterkunft, insbesondere militärisch
  10. nur Plural 1: Erz- oder Gesteinsschicht
Cross Translation:
FromToVia
• Lager → lager ↔ bearing — mechanical device
• Lager → bädd ↔ bed — prepared spot to spend the night in
• Lager → lager; inventarier ↔ inventory — stock of an item on hand at a particular location or business
• Lager → lageröl; lager ↔ lager — type of beer
• Lager → förråd; lager ↔ stockpile — supply for future use
• Lager → lager; förråd; magasin; magasinsutrymme; lagerutrymme ↔ storage — place
• Lager → lager ↔ store — place where items may be kept
• Lager → lagerlokal; lagerlokaler ↔ warehouse — A place for storing large amounts of products
• Lager → brädgård; villervalla; oreda; byggarbetsplats; varv; stapelbädd ↔ chantier — lieu où l’on ranger, où l’on entasse des piles de gros bois à brûler, de bois de charpente, ou de charronnage.

Verwante vertalingen van Lager



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Lager (Zweeds) in het Duits

lager:

lager [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. lager (beläggning; skikt)
    die Schicht; der Belag
    • Schicht [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Belag [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. lager
    Lager
    • Lager [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. lager
    die Schicht
    • Schicht [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. lager
    der Bestand; Inventar
    • Bestand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Inventar [das ~] zelfstandig naamwoord
  5. lager
    der Bestand
    • Bestand [der ~] zelfstandig naamwoord
  6. lager (depå; magasin)
    Warenhaus; Kaufhaus; Depot; Warenlager; Großhandelsgebäude; Magazin; der Lagerraum; Lager; Geschäft; die Deponie; Vorratslager; der Speicher; die Geschäfte; der Sammelplatz; die Niederlage; Lagerhaus; der Lagerplatz
  7. lager (lagerlokal; upplag; magasin)
    der Lagerpaltz; Lager
    • Lagerpaltz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Lager [das ~] zelfstandig naamwoord
  8. lager (varulager)
    der Güterschuppen
  9. lager (förråd; tillgång; anslag)
    die Anfuhr; die Zufuhr
    • Anfuhr [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Zufuhr [die ~] zelfstandig naamwoord
  10. lager (magasin)
    die Lagerhäuser; die Depots; die Magazine
  11. lager (stockar; gevärlådor)
    der Schäfte
    • Schäfte [der ~] zelfstandig naamwoord
  12. lager (varubestånd; varulager)
    der Warenbestand

lager

  1. lager (förrad; cacheminne; gömma)
    Aufbewahrungsort

Vertaal Matrix voor lager:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anfuhr anslag; förråd; lager; tillgång
Belag beläggning; lager; skikt belägring; matta; större mjuk matta
Bestand lager möbler och husgeråd; tillgång; vapenvila
Deponie depå; lager; magasin soptipp
Depot depå; lager; magasin skafferi
Depots lager; magasin depåer; förråd
Geschäft depå; lager; magasin affär; arbetet; transaktion
Geschäfte depå; lager; magasin affär; affärer; angelägenheter; handel; kommers; transaktion; världsliga affärer; världsliga saker
Großhandelsgebäude depå; lager; magasin partihandel; storgross
Güterschuppen lager; varulager lagring
Inventar lager artiklar; grejor; inventarium; lösegendomsförteckning; möbler och husgeråd; saker
Kaufhaus depå; lager; magasin
Lager depå; lager; lagerlokal; magasin; upplag förläggande i läger; förvaringsrum; kamperande; lagerbyggnad; lagerrum; läger; lägerplats; pilsner; skafferi; öl
Lagerhaus depå; lager; magasin
Lagerhäuser lager; magasin
Lagerpaltz lager; lagerlokal; magasin; upplag
Lagerplatz depå; lager; magasin förläggande i läger; förvaringsplats; kamperande; lager möjligheter; läger; lägerplats; plats
Lagerraum depå; lager; magasin förvaringsplats; förvaringsrum; lager möjligheter; lagerrum
Magazin depå; lager; magasin förvaringsrum; lagerbyggnad; lagerrum; skafferi; tidning; tidskrift; tv programm; vapenförråd; vapenmagasin
Magazine lager; magasin journaler; magasiner; tidningar; tidskrifter
Niederlage depå; lager; magasin förlora; förlust
Sammelplatz depå; lager; magasin träffplats
Schicht beläggning; lager; skikt grupp; kategori; klass; social klass
Schäfte gevärlådor; lager; stockar stjälkar; stänglar; stövelveck
Speicher depå; lager; magasin minne; skafferi; vind; vinden; vindsvåning; vindsövervåning; övervåning
Vorratslager depå; lager; magasin skafferi
Warenbestand lager; varubestånd; varulager
Warenhaus depå; lager; magasin
Warenlager depå; lager; magasin skafferi
Zufuhr anslag; förråd; lager; tillgång
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geschäft Arbete
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufbewahrungsort cacheminne; förrad; gömma; lager

Synoniemen voor "lager":


Wiktionary: lager

lager
noun
  1. Botanik: immergrüner Baum aus der Gattung der Lorbeeren (Laurus)
  2. altertümlich: Schlafstatt; Stelle, die einer Person zum liegen bzw. Schlafen zugedacht ist
  3. nur Plural 1: Bauteil, das Lasten aufnimmt
  4. Kurzform für Lagerbier
  5. nur Plural 1: Maschinenelement, das ein schwingendes oder sich drehendes Element aufnimmt
  6. Raum oder Gebäude zur geordneten Unterbringung von Waren
  7. nur Plural 1: Provisorische Unterkunft, insbesondere militärisch
  8. nur Plural 1: Erz- oder Gesteinsschicht
  9. Schicht
Cross Translation:
FromToVia
• lager → Lorbeerblatt; Lorbeer ↔ bay — herb
• lager → Lager ↔ bearing — mechanical device
• lager → Beschichtung ↔ coat — covering of material, such as paint
• lager → Inventar; Lager ↔ inventory — stock of an item on hand at a particular location or business
• lager → Lager ↔ lager — type of beer
• lager → Lorbeer ↔ laurel — evergreen shrub, of the genus Laurus
• lager → Lage ↔ layer — single thickness of some material covering a surface
• lager → Bekleidungsschicht ↔ layer — item of clothing worn under or over another
• lager → Schicht ↔ layer — deposit
• lager → Ablage; Depot; Archive ↔ repository — a location for storage, often for safety or preservation
• lager → Vorrat ↔ stock — store of goods for sale
• lager → Vorrat ↔ stock — supply of anything ready for use
• lager → Vorrat; Lager ↔ stockpile — supply for future use
• lager → Lager ↔ storage — place
• lager → Lager; Speicher ↔ store — place where items may be kept
• lager → Vorrat; Lagerbestand ↔ store — supply held in storage
• lager → Schicht; Rang; Etage ↔ tier — layer or rank
• lager → Lorbeer ↔ laurier — kruid|nld species|Laurus nobilis, een vooral in de keuken gebruikt kruid
• lager → Lorbeer ↔ laurier — phyton|nocat=1 Laurus nobilis, arbre sempervirent de la famille des Lauraceae. Il porte une petite graine noire et amère.

läger:

läger [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. läger (förläggande i läger; lägerplats)
    Feldlager; Quartier; die Bleibe
    • Feldlager [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Quartier [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Bleibe [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. läger
    Lager; der Lagerplatz; Kamp
    • Lager [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Lagerplatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kamp [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor läger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bleibe förläggande i läger; läger; lägerplats bostad; husrum; inackordering; inkvartering; kvarter; logi; tak över huvudet
Feldlager förläggande i läger; läger; lägerplats
Kamp läger förläggande i läger; kamperande; lägerplats; semesterort
Lager läger depå; förläggande i läger; förvaringsrum; kamperande; lager; lagerbyggnad; lagerlokal; lagerrum; lägerplats; magasin; pilsner; skafferi; upplag; öl
Lagerplatz läger depå; förläggande i läger; förvaringsplats; kamperande; lager; lager möjligheter; lägerplats; magasin; plats
Quartier förläggande i läger; läger; lägerplats bostad; husrum; inackordering; inkvartering; kvarter; logi; tak över huvudet

Synoniemen voor "läger":

  • kollo; camp

Wiktionary: läger

läger
noun
  1. umgangssprachlich: Der Inhalt zu [1]; der Vorrat
  2. nur Plural 1: Gesamtheit der Anhänger einer Weltanschauung
  3. Kurzform für ein Konzentrationslager, Inhaftierungslager oder Internierungslager
  4. organisierter mehrtägiger Ausflug einer bestimmten (Ziel-)Gruppe

Lager vorm van låga:

låga werkwoord (låger, lågde, lågt)

  1. låga (flamma)
    flammen; flackern; funkeln
    • flammen werkwoord (flamme, flammst, flammt, flammte, flammtet, geflammt)
    • flackern werkwoord (flackre, flackerst, flackert, flackerte, flackertet, geflackert)
    • funkeln werkwoord (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)

Conjugations for låga:

presens
  1. låger
  2. låger
  3. låger
  4. låger
  5. låger
  6. låger
imperfekt
  1. lågde
  2. lågde
  3. lågde
  4. lågde
  5. lågde
  6. lågde
framtid 1
  1. kommer att låga
  2. kommer att låga
  3. kommer att låga
  4. kommer att låga
  5. kommer att låga
  6. kommer att låga
framtid 2
  1. skall låga
  2. skall låga
  3. skall låga
  4. skall låga
  5. skall låga
  6. skall låga
conditional
  1. skulle låga
  2. skulle låga
  3. skulle låga
  4. skulle låga
  5. skulle låga
  6. skulle låga
perfekt particip
  1. har lågt
  2. har lågt
  3. har lågt
  4. har lågt
  5. har lågt
  6. har lågt
imperfekt particip
  1. hade lågt
  2. hade lågt
  3. hade lågt
  4. hade lågt
  5. hade lågt
  6. hade lågt
blandad
  1. låg!
  3. låg!
  5. lågd
  6. lågande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

låga [-en] zelfstandig naamwoord

  1. låga (flamma)
    die Signalflamme

Vertaal Matrix voor låga:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Signalflamme flamma; låga
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flackern flamma; låga blinka
flammen flamma; låga bränna; flamma; glittra; gnistra; sveda
funkeln flamma; låga blinka; blänka; flamma; glimma; glittra; glänsa; gnistra; jämna; jämna till; polera; reflektera; släta ut; spraka; spritta; sprudla; tindra; vara hörbar; återkasta; återspegla

Synoniemen voor "låga":


Wiktionary: låga

låga
verb
  1. (intransitiv) mit großer Flamme brennen
noun
  1. veraltet: lodernde Glut, Flamme
  2. Eine helle, gelb-rote oder bläuliche Lichterscheinung, die bei Verbrennungsvorgängen entsteht.
Cross Translation:
FromToVia
• låga → Lohe; Flamme ↔ flame — visible part of fire
• låga → Flamme ↔ vlam — kleinste vorm van vuur

Verwante vertalingen van Lager







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0834 seconde
Page rendered in 1.0 seconds