Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Nachbar

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Nachbar

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Nachbar:
- granne; närområde; omgivning
Wiktionary:
- Nachbar → granne
- Nachbar → granne, nabo

Duits

Uitgebreide vertaling voor Nachbar (Duits) in het Zweeds

Nachbar:

Nachbar [der ~] zelfstandig naamwoord

der Nachbar (Nachbarin)
granne
- granne [-en] zelfstandig naamwoord
der Nachbar
närområde; omgivning
- närområde [-ett] zelfstandig naamwoord
- omgivning [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nachbar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
granne	Nachbar; Nachbarin	Nachbarin
närområde	Nachbar
omgivning	Nachbar	Gegend; Lebensbereich; Milieu; Umgebung; Umwelt

Synoniemen voor "Nachbar":

Anrainer; Anwohner; Nebenmann

Wiktionary: Nachbar

Nachbar

noun

in unmittelbarer Nähe wohnende Person
- Nachbar → granne
in unmittelbarer Nähe befindliche Person
- Nachbar → granne
übertragen: benachbarte Gemeinden, Länder und so weiter
- Nachbar → granne

Cross Translation:

From	To	Via
• Nachbar	→ granne; nabo	↔ neighbour — a person living on adjacent or nearby land
• Nachbar	→ granne	↔ buurman — een man naast wie men woont
• Nachbar	→ granne	↔ voisin — Celui qui demeure à côté

Verwante vertalingen van Nachbar