Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Pickel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Pickel (Duits) in het Zweeds

Pickel:

Pickel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Pickel (Pustel)
    finne
    • finne zelfstandig naamwoord
  2. der Pickel (Pustel; Finne)
    finne; kvissla; akneutslag; blobba
  3. der Pickel (Spitzhacke; Hackbeil; Axt; )
    spetshacka; hacka
  4. der Pickel (Mitesser)
    comedon; svart prick

Vertaal Matrix voor Pickel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
akneutslag Finne; Pickel; Pustel
blobba Finne; Pickel; Pustel
comedon Mitesser; Pickel
finne Finne; Pickel; Pustel Finne; Finnisch
hacka Axt; Beil; Hackbeil; Hacke; Pickel; Spalter; Spitzhacke
kvissla Finne; Pickel; Pustel
spetshacka Axt; Beil; Hackbeil; Hacke; Pickel; Spalter; Spitzhacke
svart prick Mitesser; Pickel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacka Einschnitte bekommen; Kerben bekommen; einkerben; einschneiden; feinhacken; gekerbt werden; hacken; hobeln; in Stücke hacken; kerben; kurz unf trocken husten; verpfuschen

Synoniemen voor "Pickel":


Wiktionary: Pickel

Pickel
noun
  1. Handwerk: Werkzeug zum Lösen von Boden oder Gestein
  2. Medizin: eitrig entzündete Erhebung der Haut

Cross Translation:
FromToVia
Pickel hacka pick — pickaxe
Pickel korp; korphacka pickaxe — heavy iron tool
Pickel finne pimple — inflamed spot on the surface of the skin