Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Zahler:
  2. Zähler:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zähler (Duits) in het Zweeds

Zahler:

Zahler [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zahler (Einzahler)
    den som betalar

Vertaal Matrix voor Zahler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
den som betalar Einzahler; Zahler

Wiktionary: Zahler


Cross Translation:
FromToVia
Zahler betalare payer — one who pays

Zähler:

Zähler zelfstandig naamwoord

  1. Zähler (Besucherzähler)

Vertaal Matrix voor Zähler:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
besöksräknare Besucherzähler; Zähler

Synoniemen voor "Zähler":

  • Punkt

Wiktionary: Zähler

Zähler
noun
  1. Mathematik: im Bruch die Zahl über dem Bruchstrich

Cross Translation:
FromToVia
Zähler täljare numerator — in a fraction
Zähler räknare numerator — person who counts things