Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Zeuge

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Zeuge

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Zeuge:
  2. zeugen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zeuge (Duits) in het Zweeds

Zeuge:

Zeuge [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zeuge
    vittne
    • vittne [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Zeuge (Umstehender; Zuschauer)
    åskådare; vittne

Vertaal Matrix voor Zeuge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vittne Umstehender; Zeuge; Zuschauer
åskådare Umstehender; Zeuge; Zuschauer Beobachter; Publikum; Publikumsmitglied; Zuschauer; Zuschauer im Publikum

Synoniemen voor "Zeuge":


Wiktionary: Zeuge

Zeuge
noun
  1. eine Person, die etwas bestimmtes sehen oder auf andere Art wahrgenommen hat und dies auch bestätigen kann/könnte
Cross Translation:
FromToVia
• Zeuge → vittne ↔ witness — one who has a personal knowledge of something
• Zeuge → vittne ↔ witness — someone called to give evidence in a court

zeugen:

zeugen werkwoord (zeuge, zeugst, zeugt, zeugte, zeugtet, gezeugt)

  1. zeugen (herstellen; produzieren; machen; )
    göra; producera; fabricera
    • göra werkwoord (gör, gjorde, gjort)
    • producera werkwoord (producerar, producerade, producerat)
    • fabricera werkwoord (fabricerar, fabricerade, fabricerat)
  2. zeugen (züchten; erzeugen; kultivieren; )
    föda upp; odla
    • föda upp werkwoord (föder upp, födde upp, fött upp)
    • odla werkwoord (odlar, odlade, odlat)

Conjugations for zeugen:

Präsens
  1. zeuge
  2. zeugst
  3. zeugt
  4. zeugen
  5. zeugt
  6. zeugen
Imperfekt
  1. zeugte
  2. zeugtest
  3. zeugte
  4. zeugten
  5. zeugtet
  6. zeugten
Perfekt
  1. habe gezeugt
  2. hast gezeugt
  3. hat gezeugt
  4. haben gezeugt
  5. habt gezeugt
  6. haben gezeugt
1. Konjunktiv [1]
  1. zeuge
  2. zeugest
  3. zeuge
  4. zeugen
  5. zeuget
  6. zeugen
2. Konjunktiv
  1. zeugte
  2. zeugtest
  3. zeugte
  4. zeugten
  5. zeugtet
  6. zeugten
Futur 1
  1. werde zeugen
  2. wirst zeugen
  3. wird zeugen
  4. werden zeugen
  5. werdet zeugen
  6. werden zeugen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zeugen
  2. würdest zeugen
  3. würde zeugen
  4. würden zeugen
  5. würdet zeugen
  6. würden zeugen
Diverses
  1. zeug!
  2. zeugt!
  3. zeugen Sie!
  5. gezeugt
  6. zeugend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zeugen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fabricera Anfertigung; Erzeugnis; Erzeugung; Fabrikat; Herstellung; Produkt; Verfertigung
göra Zutun
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fabricera anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen beschwindeln; erdichten; erfinden; ersinnen; fabulieren; lügen; schwindeln
föda upp anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten anschneiden; fortpflanzen; herbeiziehen; hervorbringen; hinzuziehen; umhochziehen; ziehen; zur Sprache bringen; zuziehen; züchten
göra anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen
odla anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten Kartoffeln anpflanzen; anpflanzen; aufwachsen; bepflanzen; einpflanzen; einsäen; heranwachsen; kultivieren; wachsen; zivilisieren
producera anfertigen; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen hervor holen; hervor ziehen; vorzeigen

Synoniemen voor "zeugen":


Wiktionary: zeugen

zeugen
verb
  1. (intransitiv) Zeugnis ablegen, als Zeuge aussagen
  2. (intransitiv) bezeugen, zeigen, auf etwas schließen lassen
Cross Translation:
FromToVia
• zeugen → avla ↔ beget — to procreate
• zeugen → attestera; betyga ↔ attester — certifier un fait, soit de vif voix, soit par écrit.
• zeugen → bevisa; attestera; betyga ↔ démontrer — prouver d’une manière évidente et convaincante.
• zeugen → attestera; betyga ↔ témoigner — porter témoignage, servir de témoin.

Verwante vertalingen van Zeuge







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0346 seconde
Page rendered in 1.0 seconds