Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Zuschlag

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Zuschlag

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Zuschlag:
- bonus; löneförhöjning; skattetillägg; överkostnad
Wiktionary:
- Zuschlag → bihang

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zuschlag (Duits) in het Zweeds

Zuschlag:

Zuschlag [der ~] zelfstandig naamwoord

der Zuschlag (Bonus; Prämie; Aufschlag; Extravergütung; Aufgeld; Gratifikation; Gewinnausschüttung; Tantieme; Gewinnanteil)
bonus
- bonus [-en] zelfstandig naamwoord
der Zuschlag (Gehaltserhöhung; Aufschlag; Erhöhung; Zuschuß; Prämie; Lohnerhöhung; Extravergütung; Zuzahlung; Aufgeld)
löneförhöjning
- löneförhöjning [-en] zelfstandig naamwoord
der Zuschlag (Steuerzuschlag; Aufschlag; Kommunalzuschlag)
skattetillägg; överkostnad
- skattetillägg zelfstandig naamwoord
- överkostnad zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zuschlag:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bonus	Aufgeld; Aufschlag; Bonus; Extravergütung; Gewinnanteil; Gewinnausschüttung; Gratifikation; Prämie; Tantieme; Zuschlag	Gehaltsprämie; Gewinnanteil; Gratifikation; Prämie; Tantieme; Zuschläge; Zuschüsse
löneförhöjning	Aufgeld; Aufschlag; Erhöhung; Extravergütung; Gehaltserhöhung; Lohnerhöhung; Prämie; Zuschlag; Zuschuß; Zuzahlung	Aufbesserung der Löhne
skattetillägg	Aufschlag; Kommunalzuschlag; Steuerzuschlag; Zuschlag
överkostnad	Aufschlag; Kommunalzuschlag; Steuerzuschlag; Zuschlag

Synoniemen voor "Zuschlag":

Prämie; Zulage; Zuschuss
Auftragsvergabe
Aufpreis; Mehrpreis

Wiktionary: Zuschlag

Cross Translation:

From	To	Via
• Zuschlag	→ bihang	↔ appendice — Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage.