Duits

Uitgebreide vertaling voor befangen (Duits) in het Zweeds

befangen:

befangen bijvoeglijk naamwoord

  1. befangen (verlegen; schüchtern)
    behärskad
  2. befangen (scheu; schüchtern; verlegen; verschämt; zaghaft)
    tillbakadragen; blygt
  3. befangen (übermannen)
    överväldigad; utom sig
  4. befangen (scheu; verlegen; schüchtern; kopfscheu)
    blygt; tillbakadragen; tillbakadraget
  5. befangen (voreingenommen)
    fördomsfull; partiskt; fördomsfullt

Vertaal Matrix voor befangen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överväldigad überhäufung
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behärskad befangen; schüchtern; verlegen beherrschen; beherrscht; dominieren; dominiert
blygt befangen; kopfscheu; scheu; schüchtern; verlegen; verschämt; zaghaft beschämt; enttäuscht; verschämt; zurückgezogen
fördomsfull befangen; voreingenommen einseitig; parteiisch
fördomsfullt befangen; voreingenommen einseitig; parteiisch
partiskt befangen; voreingenommen einseitig; parteiisch
tillbakadragen befangen; kopfscheu; scheu; schüchtern; verlegen; verschämt; zaghaft einzeln lebend; emeritiert; in den Ruhestand versetzt; solitär
tillbakadraget befangen; kopfscheu; scheu; schüchtern; verlegen emeritiert; in den Ruhestand versetzt
utom sig befangen; übermannen panisch
överväldigad befangen; übermannen

Synoniemen voor "befangen":


Wiktionary: befangen

befangen
adjective
  1. gehemmt, unsicher, verlegen, verwirrt
  2. nicht mehr neutral sondern jemanden verpflichtet

Computer vertaling door derden: