Duits

Uitgebreide vertaling voor bergen (Duits) in het Zweeds

bergen:

bergen werkwoord (berge, birgst, birgt, barg, bargt, geborgen)

  1. bergen
    bärga; rädda
    • bärga werkwoord (bärgar, bärgade, bärgat)
    • rädda werkwoord (räddar, räddade, räddat)
  2. bergen (aufräumen; wegräumen; ausräumen; )
    rena; rensa; rengöra; rensa bort
    • rena werkwoord (renar, renade, renat)
    • rensa werkwoord (rensar, rensade, rensat)
    • rengöra werkwoord (rengör, rengjorde, rengjort)
    • rensa bort werkwoord (rensar bort, rensade bort, rensat bort)
  3. bergen (deponieren; speichern; bewahren; lagern; aufbewahren)
    lagra; bevara
    • lagra werkwoord (lagrar, lagrade, lagrat)
    • bevara werkwoord (bevarar, bevarade, bevarat)
  4. bergen (legen; ablagern; deponieren; unterbringen)
    lägga; sätta; placera
    • lägga werkwoord (lägger, lade, lagt)
    • sätta werkwoord (sätter, satte, satt)
    • placera werkwoord (placerar, placerade, placerat)
  5. bergen (unterbringen; ablegen; deponieren; ablagern)
    placera; lägga bort
    • placera werkwoord (placerar, placerade, placerat)
    • lägga bort werkwoord (lägger bort, lade bort, legat bort)
  6. bergen (lagern; hinlegen; deponieren; )
    lägga ner; placera
    • lägga ner werkwoord (lägger ner, lade ner, lagt ner)
    • placera werkwoord (placerar, placerade, placerat)

Conjugations for bergen:

Präsens
  1. berge
  2. birgst
  3. birgt
  4. bergen
  5. bergt
  6. bergen
Imperfekt
  1. barg
  2. bargst
  3. barg
  4. bargen
  5. bargt
  6. bargen
Perfekt
  1. habe geborgen
  2. hast geborgen
  3. hat geborgen
  4. haben geborgen
  5. habt geborgen
  6. haben geborgen
1. Konjunktiv [1]
  1. berge
  2. bergest
  3. berge
  4. bergen
  5. berget
  6. bergen
2. Konjunktiv
  1. bärge
  2. bärgest
  3. bärge
  4. bärgen
  5. bärget
  6. bärgen
Futur 1
  1. werde bergen
  2. wirst bergen
  3. wird bergen
  4. werden bergen
  5. werdet bergen
  6. werden bergen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bergen
  2. würdest bergen
  3. würde bergen
  4. würden bergen
  5. würdet bergen
  6. würden bergen
Diverses
  1. berg!
  2. bergt!
  3. bergen Sie!
  4. geborgen
  5. bergend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bergen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rensa Wegräumen; grosse Reinmachung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevara aufbewahren; bergen; bewahren; deponieren; lagern; speichern Schutz bieten; abschirmen; aufbewahren; aufheben; bewahren; einbüchsen; einkochen; einmachen; erhalten; haltbar machen; hegen; hüten; instandhalten; konservieren; schützen; wahren
bärga bergen
lagra aufbewahren; bergen; bewahren; deponieren; lagern; speichern ablegen; abschießen; abstellen; betten; einstallen; einstellen; fortsetzen; hinlegen; in den Stall bringen; unterstellen; weglegen; zurücklegen
lägga ablagern; bergen; deponieren; legen; unterbringen ablagern; ablegen; deponieren; einnieten; einordnen; einräumen; einsetzen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen; unterbringen; wegbergen
lägga bort ablagern; ablegen; bergen; deponieren; unterbringen beseitigen; entfernen
lägga ner ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; ordnen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen
placera ablagern; ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; legen; niederlegen; unterbringen besiedeln; einnieten; einordnen; einräumen; einsetzen; gruppieren; hinstellen; installieren; kolonisieren; räumlich anordnen; urbarmachen
rena abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen
rengöra abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen abspülen; aufräumen; putzen; reinigen; reinmachen; sauber machen; saubermachen; säubern
rensa abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen abtreiben; aufklären; aufräumen; ausnehmen; auspressen; bereinigen; klären; läutern; plündern; reinigen; säubern; verrechnen
rensa bort abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen
rädda bergen retten
sätta ablagern; bergen; deponieren; legen; unterbringen einnieten; einordnen; einräumen; einsetzen; gruppieren; hinstellen; installieren; räumlich anordnen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
rensa Aufräumen

Synoniemen voor "bergen":


Wiktionary: bergen

bergen
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
bergen fördölja; gömma; hysa cachermettre (une personne ou une chose) en un lieu où on ne peut pas la voir, la découvrir.
bergen behålla; förvara; konservera conservermaintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir.
bergen behålla; förvara; konservera maintenirtenir ferme et fixe.
bergen dra ifrån ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.