Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: beurteilen

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: beurteilen

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. beurteilen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beurteilen (Duits) in het Zweeds

beurteilen:

beurteilen werkwoord (beurteile, beurteilst, beurteilt, beurteilte, beurteiltet, beurteilt)

  1. beurteilen (kritisieren; jurieren; rezensieren)
    kritisera
    • kritisera werkwoord (kritiserar, kritiserade, kritiserat)
  2. beurteilen (besprechen; durchsprechen; diskutieren; )
    prata igenom; diskutera; tala om; kommentera
    • prata igenom werkwoord (pratar igenom, pratade igenom, pratat igenom)
    • diskutera werkwoord (diskuterar, diskuterade, diskuterat)
    • tala om werkwoord (talar om, talade om, talat om)
    • kommentera werkwoord (kommenterar, kommenterade, kommenterat)
  3. beurteilen (jurieren; zensurieren)
    vara medlem i en jury

Conjugations for beurteilen:

Präsens
  1. beurteile
  2. beurteilst
  3. beurteilt
  4. beurteilen
  5. beurteilt
  6. beurteilen
Imperfekt
  1. beurteilte
  2. beurteiltest
  3. beurteilte
  4. beurteilten
  5. beurteiltet
  6. beurteilten
Perfekt
  1. habe beurteilt
  2. hast beurteilt
  3. hat beurteilt
  4. haben beurteilt
  5. habt beurteilt
  6. haben beurteilt
1. Konjunktiv [1]
  1. beurteile
  2. beurteilest
  3. beurteile
  4. beurteilen
  5. beurteilet
  6. beurteilen
2. Konjunktiv
  1. beurteilte
  2. beurteiltest
  3. beurteilte
  4. beurteilten
  5. beurteiltet
  6. beurteilten
Futur 1
  1. werde beurteilen
  2. wirst beurteilen
  3. wird beurteilen
  4. werden beurteilen
  5. werdet beurteilen
  6. werden beurteilen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beurteilen
  2. würdest beurteilen
  3. würde beurteilen
  4. würden beurteilen
  5. würdet beurteilen
  6. würden beurteilen
Diverses
  1. beurteil!
  2. beurteilt!
  3. beurteilen Sie!
  5. beurteilt
  6. beurteilend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beurteilen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diskutera Besprechen; Sprechen über
kommentera Anmerkung; Bemerkung; Geschichte; Kommentar; Meinungsbericht; Reportage
tala om Besprechen; Sprechen über
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diskutera ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern argumentieren; ausdiskutieren; auseinandersetzen; ausführlich erörtern; begründen; bereden; besprechen; darlegen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; erörtern; kommunizieren; konversieren; mit einander reden; mit einander sprechen; plaudern; reden; sagen; sichzanken; streiten; über etwas sprechen
kommentera ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern beanstanden; kommentieren; mit Anmerkungen vorsehen
kritisera beurteilen; jurieren; kritisieren; rezensieren anprangern; beanstanden; bemäkeln; bemängeln; besprechen; heruntermachen; klagen; kritisieren; reklamieren; rezensieren; sich beschweren; verketzern; verteufeln
prata igenom ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern beraten; bereden; durchdiskutieren; durchsprechen; konsultieren
tala om ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern Meldung machen von; ausdrücken; ausschreiben; babbeln; bekanntgeben; bemerken; benennen; bereden; berichten; besprechen; deklamieren; durchnehmen; eine Aussage machen; erklären; erwähnen; erzählen; erörtern; faseln; herumerzählen; informieren; klatschen; kommunizieren; konversieren; melden; mitteilen; nennen; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; titulieren; tratschen; weitererzählen; äußern; über etwas sprechen
vara medlem i en jury beurteilen; jurieren; zensurieren

Synoniemen voor "beurteilen":


Wiktionary: beurteilen

beurteilen
verb
  1. (transitiv) über jemanden oder etwas ein Urteil fällen
Cross Translation:
FromToVia
• beurteilen → bedöma ↔ judge — to form an opinion on
• beurteilen → döma ↔ juger — juri|fr décider une affaire, un différend en qualité de juge.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0270 seconde
Page rendered in 1.0 seconds