Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. danke:
  2. danken:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor danke (Duits) in het Zweeds

danke:

danke bijvoeglijk naamwoord

  1. danke
    tack
    • tack bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor danke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tack Dank; Dankbrief
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
tack så mycket danke; dankeschön; dankesehr
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tack danke
tack så mycket danke; dankeschön

Synoniemen voor "danke":

  • besten Dank; danke schön; danke sehr; herzlichen Dank; lieben Dank; vergelts Gott; vielen Dank

Wiktionary: danke

danke
  1. Wort, das man benutzen, um seinen Dank ausdrücken

Cross Translation:
FromToVia
danke tack; tackar dank u — een uitdrukking van dank
danke tack bedankt — uitspraak om waardering en erkenning te tonen in dagelijks gebruik
danke tack thank you — an expression of gratitude
danke tack; tackar thanks — used to express appreciation or gratitude

danken:

danken werkwoord (danke, dankst, dankt, dankte, danktet, gedankt)

  1. danken (sichbedanken; verdanken)
    vara tacksam mot; visa tacksamhet mot
    • vara tacksam mot werkwoord (är tacksam mot, var tacksam mot, varit tacksam mot)
    • visa tacksamhet mot werkwoord (visar tacksamhet mot, visade tacksamhet mot, visat tacksamhet mot)
  2. danken (zu verdanken haben; verdanken)
    vara tack skyldig till

Conjugations for danken:

Präsens
  1. danke
  2. dankst
  3. dankt
  4. danken
  5. dankt
  6. danken
Imperfekt
  1. dankte
  2. danktest
  3. dankte
  4. dankten
  5. danktet
  6. dankten
Perfekt
  1. habe gedankt
  2. hast gedankt
  3. hat gedankt
  4. haben gedankt
  5. habt gedankt
  6. haben gedankt
1. Konjunktiv [1]
  1. danke
  2. dankest
  3. danke
  4. danken
  5. danket
  6. danken
2. Konjunktiv
  1. dankte
  2. danktest
  3. dankte
  4. dankten
  5. danktet
  6. dankten
Futur 1
  1. werde danken
  2. wirst danken
  3. wird danken
  4. werden danken
  5. werdet danken
  6. werden danken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde danken
  2. würdest danken
  3. würde danken
  4. würden danken
  5. würdet danken
  6. würden danken
Diverses
  1. dank!
  2. dankt!
  3. danken Sie!
  4. gedankt
  5. dankend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor danken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vara tack skyldig till danken; verdanken; zu verdanken haben
vara tacksam mot danken; sichbedanken; verdanken
visa tacksamhet mot danken; sichbedanken; verdanken

Synoniemen voor "danken":

  • Dank aussprechen; bedanken

Wiktionary: danken

danken
verb
  1. dankend ablehnen
  2. (jemandem etwas) verdanken
  3. (jemandem für etwas) seinen Dank aussprechen, seine Dankbarkeit durch Worte oder Taten äußern, vergelten, lohnen

Cross Translation:
FromToVia
danken tacka thank — express gratitude or appreciation to someone