Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. formulieren:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor formulieren (Duits) in het Zweeds

formulieren:

formulieren werkwoord (formuliere, formulierst, formuliert, formulierte, formuliertet, formuliert)

  1. formulieren (in Worte fassen; ausdrücken)
    uttrycka; ge uttryck åt; formulera
    • uttrycka werkwoord (uttrycker, uttryckte, uttryckt)
    • ge uttryck åt werkwoord (ger uttryck åt, gav uttryck åt, givit uttryck åt)
    • formulera werkwoord (formulerar, formulerade, formulerat)
  2. formulieren (ausdrücken; verbalisieren; in Worte fassen)
    verbalisera; uttrycka; formulera i ord; ge röst åt
    • verbalisera werkwoord (verbaliserar, verbaliserade, verbaliserat)
    • uttrycka werkwoord (uttrycker, uttryckte, uttryckt)
    • formulera i ord werkwoord (formulerar i ord, formulerade i ord, formulerat i ord)
    • ge röst åt werkwoord (ger röst åt, gav röst åt, givit röst åt)
  3. formulieren (ausdrücken; in Worte fassen)
    uttrycka; formulera
    • uttrycka werkwoord (uttrycker, uttryckte, uttryckt)
    • formulera werkwoord (formulerar, formulerade, formulerat)
  4. formulieren (artikulieren)
    uttala; artikulera
    • uttala werkwoord (uttalar, uttalade, uttalat)
    • artikulera werkwoord (artikulerar, artikulerade, artikulerat)

Conjugations for formulieren:

Präsens
  1. formuliere
  2. formulierst
  3. formuliert
  4. formulieren
  5. formuliert
  6. formulieren
Imperfekt
  1. formulierte
  2. formuliertest
  3. formulierte
  4. formulierten
  5. formuliertet
  6. formulierten
Perfekt
  1. habe formuliert
  2. hast formuliert
  3. hat formuliert
  4. haben formuliert
  5. habt formuliert
  6. haben formuliert
1. Konjunktiv [1]
  1. formuliere
  2. formulierest
  3. formuliere
  4. formulieren
  5. formulieret
  6. formulieren
2. Konjunktiv
  1. formulierte
  2. formuliertest
  3. formulierte
  4. formulierten
  5. formuliertet
  6. formulierten
Futur 1
  1. werde formulieren
  2. wirst formulieren
  3. wird formulieren
  4. werden formulieren
  5. werdet formulieren
  6. werden formulieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde formulieren
  2. würdest formulieren
  3. würde formulieren
  4. würden formulieren
  5. würdet formulieren
  6. würden formulieren
Diverses
  1. formuliere!
  2. formuliert!
  3. formulieren Sie!
  4. formuliert
  5. formulierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor formulieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
formulera Redigieren; Zurechtmachen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artikulera artikulieren; formulieren vokalisieren
formulera ausdrücken; formulieren; in Worte fassen
formulera i ord ausdrücken; formulieren; in Worte fassen; verbalisieren
ge röst åt ausdrücken; formulieren; in Worte fassen; verbalisieren
ge uttryck åt ausdrücken; formulieren; in Worte fassen ausdrücken; in Worte fassen; mitteilen; sich aus drücken
uttala artikulieren; formulieren vokalisieren
uttrycka ausdrücken; formulieren; in Worte fassen; verbalisieren ausdrücken; bekunden; zum Ausdruck bringen
verbalisera ausdrücken; formulieren; in Worte fassen; verbalisieren

Synoniemen voor "formulieren":


Wiktionary: formulieren

formulieren
verb
  1. einen Wortlaut von etwas festlegen/ definieren bzw. einen kurzen, verfestigten sprachlichen Ausdruck festlegen

Cross Translation:
FromToVia
formulieren utforma frame — establish a context in words
formulieren benämna; beteckna; formulera; ge; uttryck; åt; uttrycka phrase — to express by means of words