Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: geregelt

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: geregelt

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. regeln:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor geregelt (Duits) in het Zweeds

regeln:

regeln werkwoord (regele, regelst, regelt, regelte, regeltet, geregelt)

  1. regeln (aufstellen; organisieren; einrichten; )
    anordna; ordna; arrangera; organisera
    • anordna werkwoord (anordnar, anordnade, anordnat)
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • arrangera werkwoord (arrangerar, arrangerade, arrangerat)
    • organisera werkwoord (organiserar, organiserade, organiserat)
  2. regeln (organisieren; regulieren; steuern; ordnen)
    ordna; organisera
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • organisera werkwoord (organiserar, organiserade, organiserat)
  3. regeln (Maßregeln treffen)
    ordna; reglera; se till; göra i ordning
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • reglera werkwoord (reglerar, reglerade, reglerat)
    • se till werkwoord (ser till, såg till, sett till)
    • göra i ordning werkwoord (gör i ordning, gjorde i ordning, gjort i ordning)
  4. regeln (einteilen; steuern)
    fixa; ordna
    • fixa werkwoord (fixar, fixade, fixat)
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
  5. regeln (reglementieren; einrichten; einteilen; einordnen; regulieren)
    styra; ordna; reglera; inrätta
    • styra werkwoord (styr, styrde, styrt)
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • reglera werkwoord (reglerar, reglerade, reglerat)
    • inrätta werkwoord (inrättar, inrättade, inrättat)
  6. regeln (regulieren)
    regulera
    • regulera werkwoord (regulerar, regulerade, regulerat)

Conjugations for regeln:

Präsens
  1. regele
  2. regelst
  3. regelt
  4. regelen
  5. regelt
  6. regelen
Imperfekt
  1. regelte
  2. regeltest
  3. regelte
  4. regelten
  5. regeltet
  6. regelten
Perfekt
  1. habe geregelt
  2. hast geregelt
  3. hat geregelt
  4. haben geregelt
  5. habt geregelt
  6. haben geregelt
1. Konjunktiv [1]
  1. regele
  2. regelest
  3. regele
  4. regelen
  5. regelet
  6. regelen
2. Konjunktiv
  1. regelte
  2. regeltest
  3. regelte
  4. regelten
  5. regeltet
  6. regelten
Futur 1
  1. werde regeln
  2. wirst regeln
  3. wird regeln
  4. werden regeln
  5. werdet regeln
  6. werden regeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde regeln
  2. würdest regeln
  3. würde regeln
  4. würden regeln
  5. würdet regeln
  6. würden regeln
Diverses
  1. regel!
  2. regelt!
  3. regelen Sie!
  5. geregelt
  6. regelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor regeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anordna Anhängerschaft
fixa Fest machen
organisera Organisieren; Regeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anordna anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; organisieren; regeln; veranstalten aufbauen; aufstellen; bauen; eine Abmachung treffen; einrichten; einsetzen; erbauen; errichten; festlegen; installieren
arrangera anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; organisieren; regeln; veranstalten arrangieren; aufbauen; aufstellen; bauen; einrichten; einsetzen; erbauen; errichten; festlegen; installieren
fixa einteilen; regeln; steuern ausbessern; beheben; beseitigen; einseifen; fertigbringen; fertigkriegen; gutmachen; hinbiegen; hindeichseln; hinkriegen; in Ordnung bringen; klären; schaffen; zustandebringen
göra i ordning Maßregeln treffen; regeln in Ordnung bringen; klären; kochen; zubereiten
inrätta einordnen; einrichten; einteilen; regeln; reglementieren; regulieren aufheben; aufsetzen; aufstellen; erheben
ordna Maßregeln treffen; anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einordnen; einrichten; einteilen; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; regeln; reglementieren; regulieren; steuern; veranstalten ablegen; anordnen; archivieren; aufbauen; aufheben; aufstellen; auftragen; ausrichten; bauen; befehlen; diktieren; ebnen; einordnen; einrichten; einsetzen; einteilen; erbauen; errichten; festlegen; gebieten; gliedern; herrichten; in Reih und Glied aufstellen; inOrdnungbringen; installieren; klassifizieren; ordnen; scharen; verordnen; versammeln; vorschreiben
organisera anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten führen; koordinieren; leiten; lenken
reglera Maßregeln treffen; einordnen; einrichten; einteilen; regeln; reglementieren; regulieren regulieren
regulera regeln; regulieren
se till Maßregeln treffen; regeln achtgeben; aufpassen; beaufsichtigen; bewachen; hüten
styra einordnen; einrichten; einteilen; regeln; reglementieren; regulieren fahren; lenken; steuern

Synoniemen voor "regeln":


Wiktionary: regeln

Cross Translation:
FromToVia
• regeln → reglera ↔ regulate — adjust







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0359 seconde
Page rendered in 1.0 seconds