Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. jucken:
  2. Jucken:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor jucken (Duits) in het Zweeds

jucken:

jucken werkwoord

  1. jucken (kitzeln; kribbeln; krabbeln)
    klia
    • klia werkwoord (kliar, kliade, kliat)
  2. jucken (kitzeln; kribbeln; krabbeln)
    klia; kittla
    • klia werkwoord (kliar, kliade, kliat)
    • kittla werkwoord (kittlar, kittlade, kittlat)
  3. jucken (kratzen; sich scheuern)
    riva
    • riva werkwoord (river, rev, rivit)

Vertaal Matrix voor jucken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riva Riß; Spalt; Spalte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kittla jucken; kitzeln; krabbeln; kribbeln kitzeln
klia jucken; kitzeln; krabbeln; kribbeln
riva jucken; kratzen; sich scheuern abreißen; abtragen; abwracken; ausreißen; einreissen; entnerven; harken; knarren; knirschen; kratzen auf; niederreißen; quietschen; raspeln; rechen; reiben; wegreißen; zehren; zerfetzen; zerlegen; zerreissen; zerreißen; zusammenharken

Synoniemen voor "jucken":


Wiktionary: jucken

jucken
verb
  1. umgangssprachlich: einen Juckreiz durch Kratzen oder Reiben beruhigen
  2. einen unangenehmen, stechenden Reiz (meist auf der Haut) verursachen, den man durch Kratzen beseitigen möchte

Cross Translation:
FromToVia
jucken klia; klå démanger — Faire éprouver une démangeaison.
jucken klå; klösa; krafsa; riva gratterracler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.

Jucken:

Jucken [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Jucken
    kliande
  2. Jucken (Kitzeln)
    kittling

Vertaal Matrix voor Jucken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kittling Jucken; Kitzeln
kliande Jucken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kliande Kratzen verursachen; juckend; kitzlig; kratzig; kribbelig; kribbelnd

Synoniemen voor "Jucken":