Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. leblos:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor leblos (Duits) in het Zweeds

leblos:

leblos bijvoeglijk naamwoord

  1. leblos (unbeseelt; kraftlos; schlaff; seelenlos; geistlos)
    livlöst; död; dött
    • livlöst bijvoeglijk naamwoord
    • död bijvoeglijk naamwoord
    • dött bijvoeglijk naamwoord
  2. leblos (unanimiert; uninteressiert)
    livlöst; livlös; oanimerat

Vertaal Matrix voor leblos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
död Hinscheiden; Mortalität; Sterbefall; Sterben; Tod; Todesfall
livlös Leblosigkeit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
död geistlos; kraftlos; leblos; schlaff; seelenlos; unbeseelt gestorben; tot; verstorben
dött geistlos; kraftlos; leblos; schlaff; seelenlos; unbeseelt gestorben; tot; verstorben
livlös leblos; unanimiert; uninteressiert arbeitsscheu; denkfaul; faul; flau; freudlos; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; teilnahmslos; träge; trödelig
livlöst geistlos; kraftlos; leblos; schlaff; seelenlos; unanimiert; unbeseelt; uninteressiert arbeitsscheu; denkfaul; faul; flau; freudlos; langsam; lustlos; lässig; matt; müde; nachlässig; schlapp; schleppend; schwerfällig; schwül; teilnahmslos; träge; trödelig
oanimerat leblos; unanimiert; uninteressiert

Synoniemen voor "leblos":


Wiktionary: leblos

leblos
adjective
  1. ohne Zeichen von Leben, tot

Cross Translation:
FromToVia
leblos livlös exanimate — lifeless; dead
leblos ovass terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.