Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. malen:
  2. Malen:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. malen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor malen (Duits) in het Zweeds

malen:

malen werkwoord (male, malst, malt, malte, maltet, gemalt)

  1. malen (portrettieren; zeichnen; abbilden; darstellen)
    måla av; avbilda; porträttera
    • måla av werkwoord (målar av, målade av, målat av)
    • avbilda werkwoord (avbildar, avbildade, avbildat)
    • porträttera werkwoord (porträtterar, porträtterade, porträtterat)
  2. malen (färben; anstreichen; lackieren; streichen; bemalen)
    färga; måla; tona
    • färga werkwoord (färgar, färgade, färgat)
    • måla werkwoord (målar, målade, målat)
    • tona werkwoord (tonar, tonade, tonat)
  3. malen (zeichnen)
    tekna
    • tekna werkwoord (teknar, teknade, teknat)

Conjugations for malen:

Präsens
  1. male
  2. malst
  3. malt
  4. malen
  5. malt
  6. malen
Imperfekt
  1. malte
  2. maltest
  3. malte
  4. malten
  5. maltet
  6. malten
Perfekt
  1. habe gemalt
  2. hast gemalt
  3. hat gemalt
  4. haben gemalt
  5. habt gemalt
  6. haben gemalt
1. Konjunktiv [1]
  1. male
  2. malest
  3. male
  4. malen
  5. malet
  6. malen
2. Konjunktiv
  1. malte
  2. maltest
  3. malte
  4. malten
  5. maltet
  6. malten
Futur 1
  1. werde malen
  2. wirst malen
  3. wird malen
  4. werden malen
  5. werdet malen
  6. werden malen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde malen
  2. würdest malen
  3. würde malen
  4. würden malen
  5. würdet malen
  6. würden malen
Diverses
  1. mal!
  2. malt!
  3. malen Sie!
  4. gemalt
  5. malend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor malen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
måla Anstreichen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avbilda abbilden; darstellen; malen; portrettieren; zeichnen ausmalen; darstellen; duplizieren; schildern
färga anstreichen; bemalen; färben; lackieren; malen; streichen einfärben
måla anstreichen; bemalen; färben; lackieren; malen; streichen einfärben
måla av abbilden; darstellen; malen; portrettieren; zeichnen
porträttera abbilden; darstellen; malen; portrettieren; zeichnen ausdrücken; ausmalen; darstellen; wiedergeben
tekna malen; zeichnen
tona anstreichen; bemalen; färben; lackieren; malen; streichen färben; kolorieren

Synoniemen voor "malen":


Wiktionary: malen

malen
verb
  1. (transitiv), übertragen: lebendig darstellen, ausführlich schildern
  2. (reflexiv), übertragen, bildlich, gehoben: sich widerspiegeln
  3. -

Cross Translation:
FromToVia
malen måla paint — practise the art of painting pictures
malen rita; teckna dessiner — Reeprésenter par un dessin
malen måla dépeindredécrire et représenter par le discours.
malen måla peindreenduire ou couvrir de peinture, de couleur ou de pigments.

Malen:

Malen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Malen (Anstreichen)
    tavla
    • tavla [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Malen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tavla Anstreichen; Malen Anstreichen; Bild; Bildnis; Darstellung; Färben; Gemälde; Malerei; Schönheit



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor malen (Zweeds) in het Duits

malen:

malen zelfstandig naamwoord

  1. malen
    Zermahlen

Vertaal Matrix voor malen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Zermahlen malen

Verwante vertalingen van malen