Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. nahrhaft:
  2. Nahrhaft:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor nahrhaft (Duits) in het Zweeds

nahrhaft:

nahrhaft bijvoeglijk naamwoord

  1. nahrhaft
    närande; närandet

Vertaal Matrix voor nahrhaft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
närande Annäherung; Bemühung; Entgegenkommen; Hegen und pflegen; Verhätscheln
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
närande nahrhaft
närandet nahrhaft

Synoniemen voor "nahrhaft":

  • gehaltvoll; nährstoffreich; reichhaltig

Wiktionary: nahrhaft

nahrhaft
adjective
  1. für die Nahrung, die Ernährung geeignet
  2. übertragen: einträglich, das Auskommen, die Existenz gut sichernd

Cross Translation:
FromToVia
nahrhaft näringsrik nutritious — providing nutrients

Nahrhaft:

Nahrhaft [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Nahrhaft (Nähren)
    närorikt

Vertaal Matrix voor Nahrhaft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
närorikt Nahrhaft; Nähren