Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: passiv

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: passiv

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

passiv:
- passiv; passivt; vänta tålamodigt; foglig; fogligt; undergivet
Wiktionary:
- passiv → passiv
- passiv → passiv

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

passiv:
- passiv; untätig
Wiktionary:
- passiv → passiv
- passiv → Passiv
- passiv → passiv

Duits

Uitgebreide vertaling voor passiv (Duits) in het Zweeds

passiv:

passiv bijvoeglijk naamwoord

passiv (untätig)
passiv; passivt
- passiv bijvoeglijk naamwoord
- passivt bijvoeglijk naamwoord
passiv (gelassen; geduldig; fügsam; langmütig; sich fügend)
vänta tålamodigt
- vänta tålamodigt bijvoeglijk naamwoord
passiv (sich fügend)
foglig; fogligt; undergivet
- foglig bijvoeglijk naamwoord
- fogligt bijvoeglijk naamwoord
- undergivet bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor passiv:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
foglig	passiv; sich fügend	bequem; beugsam; biegsam; biegungsfähig; dehnbar; dienstbereit; dienstfertig; elastisch; entgegenkommend; ergeben; faltbar; flexibel; folgsam; formbar; füglich; fügsam; gefällig; gefügig; gehorsam; gelassen; gelenkig; geschmeidig; glatt; knetbar; leicht zu bearbeiten; nachgiebig; reibungslos; untertänig; unterworfen; willig; zuvorkommend
fogligt	passiv; sich fügend	bequem; beugsam; biegsam; biegungsfähig; dehnbar; dienstbereit; dienstfertig; elastisch; entgegenkommend; ergeben; faltbar; flexibel; folgsam; formbar; füglich; fügsam; gefällig; gefügig; gehorsam; gelassen; gelenkig; geschmeidig; glatt; knetbar; leicht zu bearbeiten; nachgiebig; reibungslos; untertänig; unterworfen; willig; zuvorkommend
passiv	passiv; untätig
passivt	passiv; untätig
undergivet	passiv; sich fügend	abtretend; demissoniert; geduldig; gehorsam; gelassen; hündisch; untergeben; untertänig; zurückgetreten
vänta tålamodigt	fügsam; geduldig; gelassen; langmütig; passiv; sich fügend

Synoniemen voor "passiv":

bequem; faul; müßig; phlegmatisch; pomadig; tatenlos; träge; untätig
brachliegend; inaktiv; unbeschäftigt
apathisch; lethargisch; schwerfällig; teilnahmslos
leidend

Wiktionary: passiv

passiv

adjective

erdulden, was mit jemandem passiert, ohne etwas dagegen zu tun
- passiv → passiv
Zustand, in dem man nichts tut
- passiv → passiv

Cross Translation:

From	To	Via
• passiv	→ passiv	↔ passif — Qui souffrir, qui subir l’action, l’impression.

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor passiv (Zweeds) in het Duits

passiv:

passiv bijvoeglijk naamwoord

passiv (passivt)
passiv; untätig
- passiv bijvoeglijk naamwoord
- untätig bijvoeglijk naamwoord
passiv (passivt)
passiv
- passiv bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor passiv:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
passiv	passiv; passivt	foglig; fogligt; undergivet; vänta tålamodigt
untätig	passiv; passivt	lat; obebott; ointresserad; ointresserat; slött

Synoniemen voor "passiv":

inaktiv; oföretagsam

Wiktionary: passiv

passiv

adjective

erdulden, was mit jemandem passiert, ohne etwas dagegen zu tun
- passiv → passiv
Zustand, in dem man nichts tut
- passiv → passiv

noun

Linguistik: eine der beiden Diathesen, Leideform
- Passiv → passivum; passiv

Cross Translation:

From	To	Via
• passiv	→ passiv	↔ passif — Qui souffrir, qui subir l’action, l’impression.